Gekko - (Maleisch kèko, tokkè, petètèk, tjitjak); de G. zijn hagedissen met breede teenen, aan de onderzijde voorzien van dwarse hechtplaatjes, die de dieren in staat stellen tegen gladde, vertikale wanden op te klauteren. Boomdieren, met nachtelijke levenswijze. Een groot aantal geslachten en soorten behooren tot de G.; zij leven kosmopolitisch in de tropen en subtropen.
Zij jagen op insecten en spinnen en zijn, daar zij ook in de huizen komen, hierdoor nuttig. In O.-Indië vindt men ze overal in de huizen; de gegeven namen duiden op het geluid, dat zij maken. Het zijn voor den mensch volkomen onschadelijke dieren, hoewel zij dikwijls ten onrechte als vergiftig bekend staan en door den mensch vervolgd worden.