Frohschammer (Jacob), Duitsch wijsgeer, 1821 —1893, eerst R.-Kath. priester en priv.-docent te München, sedert 1865 hoogleeraar in de filos. aldaar, in 1866 door den aartsbisschop a divinis gesuspendeerd, streed in zijn geschriften, van welke vele op den Index geplaatst werden, met krachtige overtuiging en moed voor de zelfstandigheid der filosofie en hare onafhankelijkheid van de R. Kath. theologie. De fil. verklaart alles uit één principe: de fantasie, waardoor God in de wereld werkt, en die het vorm en gestalte gevende is in de individuen, in de natuur en in de geschiedenis. Van zijn zeer talrijke geschriften noemen wij slechts: Menschenseele u. Physiologie (1865, tegen Karl Vogt); Das Christenthum u.d. moderne Naturwissenschaft (1868); Die Phantasie als Grundprincip des Weltprocesses (1877); Die Genesis der Menschheit u. deren geistige Entwickelung in Rel.
Sittl. und Sprache (1883); Die Phil. des Thomas v. Aquino, krit. gewürdigt (1889). Fr. was hoofdredacteur van het tijdschrift Athenaeum (1862, orgaan voor vrijzinnige R.-Kath. denkers) en bestreed in verscheiden brochures de onfeilbaarheid van den paus.