Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Jacob

betekenis & definitie

Jacob - 1) le Bibliophile, pseud. van Paul Lacroix, Fr. letterkundige en geleerde, geb. en overl. te Parijs (1806-84), heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt als bibliograaf. Hij schreef ook een reeks historische romans, o. a. le Roi des Ribauds (1831); la Danse macabre (1832), l’Homme au masqué de fer (1836), enz.; een Histoire de l’orfèvrerie et de la joaillerie (1850); Curiosités de l’histoire des arts, de l’histoire de France, du vieux Paris (1858), Enigmes et découvertes bibliographiques; een Bibliographie et iconographie de Restif de la Bretonne (1875), en bezorgde een groot aantal uitgaven van Fr. schrijvers (Rabelais, Ronsard, Cyrano de Bergerac, enz.). Le b. J. was conservator van de „bibliothèque de l’Arsenal”.

2) zie ook JAYME.
3) naam van koningen van Groot-Brittannië en Ierland.
J. I, geb. 1566 als zoon van Maria Stuart en Henry Darnley, werd in 1567 koning van Schotland, nadat zijn moeder afgezet was. Gedurende zijn minderjarigheid berustte het regentschap achtereenvolgens bij Murray, Lennon en Morton. Na in 1578 zelf de regeering aanvaard te hebben, liet hij met ’t oog op de opvolging in Engeland zijn vriendschappelijke houding tegenover de Kath. varen zonder ’t echter met de Schotsche Presbyterianen goed te kunnen vinden. In 1592 geraakte hij met hen in groot conflict. Na den dood van Elisabeth (1603) volgde hij haar op als koning van Engeland en Ierland, zoodat onder hem Gr.-Brittannië en Ierland voor ’t eerst onder één vorst stonden. Pogingen om den band tusschen Schotland en Engeland nauwer aan te halen, stieten af op den tegenstand van ’t Eng. Parl. Op godsd. gebied trad hij op tegen de Prot. dissenters, wien hij de bevoegdheid om ’t predikambt in de Eng. kerk uit te oefenen ontnam (1604), en tegen de Kath., vooral nadat er een complot was gesmeed tegen hem en ’t parl. (Gunpowderplot, zie GUY FAWKES 1605).

De regeering van J. is van belang door ’t conflict, dat ontstond tusschen koning en parlement. In fin. moeilijkheden verkeerende wegens de uitgaven, welke hij gedaan had aan verschillende Schotsche gunstelingen, was hij genoodzaakt ’t parlement bijeen te roepen (1610). Dit wilde hem de noodige gelden toestaan, mits hij er in toestemt voor belastingen de goedkeuring van ’t parl. te vragen. In conflict geraakt met dit parl., ontbond hij het in 1611, zonder dat de fin. zaken geregeld waren. In 1614 is J. genoodzaakt het parlement opnieuw bijeen te roepen. Wanneer het echter aandringt op herstel van de non-conformistische geestelijken en ’t afzien van de heffing van belastingen wordt het door den koning ontbonden. Tot 1621 heeft de koning zonder parlement geregeerd. Van 1615 berust het bestuur bij den hertog van Buckingham, die, evenals zijn voorganger, de graaf van Somerset, aanstuurt op een vriendschappelijke verhouding met Spanje.

Met ’t oog hierop ontvangt ’s konings schoonzoon Frederik van de Palts geen steun van de Eng. regeering. Wanneer echter Sp. troepen de Palts binnen vallen, besluit J. tusschen beide te komen en roept hij ’t parl. bijeen (1621), dat hem wel is waar gelden toestaat, maar aandringt op ’t wegnemen van verschillende misbruiken in ’t bestuur. J. is genoodzaakt de vervolging van zijn min. Francis Bacon toe te staan, ’t Parl. begon zich bewust te worden van zijn macht. Als ’t echter in verzet komt tegen de plannen van den koning om zijn zoon uit te huwen aan een Sp. princes, wordt het naar huis gestuurd (1621).

Als echter deze huwelijksplannen op een fiasco uitloopen (1623, zie KAREL I), besluit J. over te gaan tot oorlog ten einde Frederik van de Palts te steunen. Opnieuw wordt ’t parl. bijeengeroepen, waarmede de regeering 't niet eens kan worden over de oorlogvoering. Een expeditie, zonder steun van ’t parl. naar ’t vasteland gezonden, mislukt (1624). Voor iets anders gedaan kon worden stierf J. (1625). Tijdens de regeering van J. vestigden zich de Schotten en Engelschen in Ulster (zie IERLAND) en dissenters in Virginia (zie PILGRIM FATHERS).

J. II, tweede zoon van Karel I, geb. 1633, droeg voor zijn troonsbestijging den titel van hertog van York. Na deelgenomen te hebben aan den burgeroorlog vluchtte hij in 1646 naar ’t vasteland, waar hij dienst nam in het Fransche leger. In 1660 keerde hij met zijn broer Karel II terug naar Engeland, waar hij in ’t huwelijk trad met Anna Hyde, dochter van min. Clarendon en in het geheim overging tot de Kath. kerk. Door zijn deelname aan de Afrikaansche Compagnie kreeg hij belang bij den handel en behoorde daardoor tot de partij, die naijverig op den bloei van den Nederl. handel, aanstuurde op oorlog met de Rep. der Ver. Ned. Toen deze in 1665 uitbarstte, werd hij bekleed met ’t opperbevel over de vloot en behaalde de overwinning van Lowesthof op de Ned. vloot onder Wassenaar Obdam. Als vlootvoogd nam hij ook deel aan den 3en Engelschen oorlog, waarin hij bij Solebay tegen de Ruyter streed (zie NEDERLAND). Ondertusschen was J. openlijk voor zijn Kath. geloof uitgekomen (1671) en was hij genoodzaakt na de uitvaardiging van de Test Act (1673) zijn ontslag als admiraal te nemen.

Wel wordt voor hem een uitzondering gemaakt bij de Parl. test Act (1678), maar de opwinding, veroorzaakt door ’t (gefingeerde) complot der Kath. tegen Karel II, is voor hem een reden om Engeland te verlaten. Hij vertoeft een tijdlang in Brussel en keert eerst in 1681 terug. Door zijn broer belast met ’t bestuur over Schotland, treedt hij streng op tegen de aanhangers van ’t Covenant. Ondanks de Test Act wordt hij in 1684 admiraal. In 1685 volgt hij zijn broer op als koning van Groot-Brittannië en Ierland. Met weinig moeite gelukt het hem den opstand van Argyle in Schotland te bedwingen en de poging van Monmouth om zich van de kroon meester te maken te verijdelen. Met schending van de Test Act benoemde hij Kath. in staatsambten en wil door een Declaration of Indulgence alle maatregelen tegen dissenters en Kath. herroepen, hetgeen hem in botsing brengt met ’t parl. en de bisschoppen, die hem in een petitie verzocht hadden af te zien van zijn voornemen om een dergelijke verklaring in de kerken te laten aflezen. ’t Eng. volk hield zich ondanks dit alles rustig, daar het een verandering van den toestand verwachtte, wanneer J. II gestorven was en zijn dochter Maria, die gehuwd was met Willem III van Oranje, zou opvolgen. Wanneer J. echter nog een zoon geboren wordt, besluiten enkele edelen en bisschoppen door te tasten.

Zij noodigen Willem III in Engeland te komen en J. van den troon te stooten. Hieraan geeft Willem gehoor. In 1688 landde hij bij Brixham en J. II, die niet vertrouwen kon op zijn leger, is genoodzaakt de vlucht te nemen. Wel wordt hij gevangen genomen, maar Willem III geeft last hem te laten ontsnappen (Dec. 1688). Hierop verklaart ’t parl.

J. II vervallen van de regeering wegens schending van de wetten van ’t rijk (Jan. 1689) en worden Maria en Willem koningin en koning van Groot-Britt. en Ierl. J., die de wijk had genomen naar Frankrijk, keerde in Maart 1689 met een leger terug en werd, na geland te zijn in Kinsale, door Ierland, met uitzondering van Ulster, als koning erkend. Een Iersch parl. bijeengekomen te Dublin annuleerde alle confiscaties, welke sedert 1641 waren afgekondigd. J., die Ulster niet had kunnen onderwerpen, wordt in 1690 bij de Boyne door Willem III verslagen en is genoodzaakt de wijk te nemen naar Frankrijk, waar hij in 1701 stierf (zie STUART). Litt.: Fox, History of the reign of James II (1808).

< >