Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Franken

betekenis & definitie

Franken - 1) Samenvattende benaming van een aantal aan den Rijn wonende Germaansche volksstammen. Bet. waarsch. de „Trotschen, Stoutmoedigen”. Het eerst vermeld ongeveer in het midden van de 3e eeuw. Te onderscheiden zijn drie afdeelingen: Saliërs (Nederfranken), Ripuariërs (Middenfranken) en Opperfranken.

De eersten woonden oorspr. ten O. van den Geld. IJsel, waar hun naam nog in dien van Salland voortleeft. De tweeden omvatten de Chamaven, Brukteren, Amsivariërs en waarschijnl. de Chattuariërs, Tubanten en Tenkteren. Van de Opperfr. zijn de Chatten (tegenwoordig Hessen) de belangrijksten. Al deze volksstammen worden F. genoemd, maar behouden daarnaast hun afzonderl. namen; zij vereenigen zich bij tijden, tot gezamenlijke krijgsondernemingen. Langzamerhand wordt de band nauwer. Op den duur ontstaat er één groot Frankenrijk. — De geschiedenis van de Frank. volksstammen in de 3e, 4e en 5e eeuw vertoont steeds weer herhaalde, door het Rom. gezag bestreden, pogingen om zich ten Z. en ten W. van den Rijn te vestigen. In het midden der 4e eeuw gelukt het de Saliërs zich in Toxandrië (Vlaanderen en Brabant) te vestigen.

Julianus de Afvallige, toen nog Caesar en bestuurder van Gallië, laat hen in het bezit daarvan. In het midden van de 5e eeuw wist de Romein Aetius het gezag van het rijk tot den Rijn nog te handhaven. F. streden onder hem mee in den grooten slag op de Catalaunische velden tegen de Hunnen. Maar na Aetius’ dood (454) kan het binnendringen van de F. over den Rijn niet meer tegengegaan worden. Chattuariërs vestigen zich in de buurt van de Niers (de latere pagus Hattuariensis); Brukteren gaan over den Rijn, Chamaven aan de Maas en Noordelijk daarvan. En al deze Rip. F. moeten zich in dien tijd onder de heerschappij van een koning aaneengesloten hebben. Keulen was hun hoofdplaats.

Het Moezelgebied werd, misschien door Rip. en Opperf. beide, bezet. Trier was hier de belangrijkste stad. In het W. drongen de Saliërs meer en meer vooruit. Zij stonden toen onder het gezag van verschill., door het volk gekozen, vorsten, die waarschijnlijk meest tot een oude adellijke familie, de Merowingen, behoorden. De voornaamste vertegenwoordiger van de aanvallende politiek was Chlojo (± 450), die het land tot de Somme onderwierp. Waarschijnlijk geeft de Nederl.-Fransche taalgrens (± Duinkerken-Maastricht) de grens aan van de meer aaneengesloten vestiging en werd het Zuidelijker gelegen land alleen maar onderworpen, terwijl de zich daar vestigende F. geromaniseerd werden. Ongeveer gelijktijdig met Chlojo was Merowig een andere Sal. vorst; van hem weet men echter niets met zekerheid.

Iets meer is bekend van Childerik, die als bondgenoot van de Rom. optrad. Zijn hoofdstad was Doornik. Zijn zoon Chlodwig (Clovis) werd de grondlegger van het groote Frank. rijk. Zie verder FRANKISCHE RIJK. — Litt.: L. Schmidt, Allgem. Gesch. der Germ. Völker, 213 (Berlijn, 1909).

2) Petrus Johannes Cornelis, Nederlandsch landschaps- en dierschilder, geb. te Tilburg in 1866, overl. in Den Haag in 1911, was een navolger van Jakob Maris. In 1912 hield Biesing in Den Haag een gedachtenistentoonstelling voor F., waar men een goed overzicht over zijn werk kon krijgen. — Litteratuur: Thieme-Becker’s Allg. Lexik. d. bild. Künstler XII 357.