Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Ferula

betekenis & definitie

Ferula - plantengeslacht der Umbelliferen met ongeveer 60 soorten in het Oostelijke Middellandsche Zee-gebied en Centraal-Azië, overblijvende kruiden met groote bladeren en een vaak Meters hoogen bloeistengel. Vele soorten zijn nuttige planten; zoo leveren F. asafoetida, F. Narthex en F. foetida (= Scorodosma foetida) de bekende gomhars Asa foetida. Andere soorten leveren Galbanum, nog andere Ammoniacum. F. Sumbul in Centr.

Azië bevat in zijn wortels de z.g. Sumbul, die wegens zijn zenuwversterkende eigenschappen in de geneeskunde in gebruik is. F. komt ook als sierplant in aanmerking. De firma Haage & Schmidt noemt, in haar catalogus 1918, F. (Scorodosma) assa foetida een der allermooiste vaste planten. Mededeeling in de tuinbouwbladen stemmen hiermede overeen, o. a. beschrijft een medewerker in „the Gardeners Chronicle” 1902. p. 442, eene bloeiende F. glauca als de fraaiste plant uit zijn tuin. Behalve deze 2 soorten worden nog als sierplanten genoemd: F. tingitana en F. communio.

Deze laatste schijnt het meest geschikt voor ons klimaat. Dat men F. zelden als sierplant aantreft heeft verschillende oorzaken, o. a. het niet goed bestand zijn tegen onze winters, het betrekkelijk snel afsterven der bladeren na den bloei, het trage kiemen van het zaad (veelal pas een jaar na het zaaien), enz. Alle hebben groote, zeer fijn ingesneden (in lijnvormige slippen verdeelde) fraai groene bladeren, die tezamen een sierlijk geheel van ± 1 M. hoogte vormen. De bloemstengels worden 3-4 M. hoog. Men plante in vruchtbaren zavelgrond, op eene zonnige, beschutte plaats en geve ’s winters een beschuttend dek van sparregroen.

< >