Evenwijdig middenschip - is het gedeelte van het schip, dat onder water den grootspantvorm heeft. De lengte daarvan hangt in de eerste plaats en hoofdzakelijk van de volheid van het geheele schip af en in de tweede plaats van de volheid der scheepseinden. Naarmate het E.M. bij eenzelfde volheidscoëfficient van het schip langer wordt, worden de einden, dus voor- en achterschip, scherper. Bij scherpe schepen b v tot een prismatische coëfficiënt van 0.60. ontbreekt een E.M , bij schepen met een prism. coëff. van 0.70 is het E.M. gemiddeld 15% der scheepslengte, met een prism. coëff. van 0.80 gemid eld 40%.
Daar de lengte van het E.M invloed op den scheepsvorm heeft, volgt daaruit, dat het ook invloed op den scheepsweerstand moet hebben. Zoo is b.v. door D. W. Taylor, Naval constructor U. S. N., uit proeven met scheepsmodellen gevonden, dat bij een prism. coëff. van 0.68 de scheepsweerstand een minimum was bij een E.M. van 8 tot 16% der scheepslengte, bij een prism. coëff. van 0.74 was dit 22 tot 27% en bij een prism. coëff. van 0.80 was het 30 tot 35%. Verder bleek uit de proeven, dat het E.M. gemakkelijk 10% grooter of kleiner kon worden eer de weerstand belangrijk grooter werd.