Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eicel

betekenis & definitie

Eicel - de vrouwelijke geslachtscel. Bij den mensch is de eicel een ongeveer 0.2 m.m. groote cel, met een grooten ovalen kern en duidelijk kern-lichaampje. In het lichaam van de cel is een aantal dooierbolletjes opgehoopt. Om de e. is een wand, de zona pellucida, die door een aantal uiterst fijne kanaaltjes doorboord wordt; waar doorheen het voedsel de e. bereikt.

De e. ontwikkelt zich in den eierstok. Voordat de e. kan bevrucht worden moet zij rijpen. Dit rijpingsproces bestaat in een tweetal op elkaar volgende deelingen van de e'., de z. g. rijpingsdeelingen.

De eerste deeling is eene eenvoudige mitose, waarbij dus de chromatine gelijkelijk op de beide dochtercellen wordt verdeeld, alleen zijn de beide cellen niet even groot.

Bij de tweede deeling krijgt elk der beide cellen slechts de helft van het aantal chromosomen. Daarbij wordt dus het aantal erfelijke eigenschappen, die wij ons aan de chromosomen gebonden denken, tot de helft gereduceerd. Zie BEVRUCHTING.

Bij de zoogdieren komt de e. met die van den mensch overeen.

Bij de eierleggende dieren is de e. veel grooter. Zie EIERSTOK, EILEIDER. Eicel heet ook de vrouwelijke geslachtscel bij alle planten, die zich gewoonlijk onderscheidt door de groote hoeveelheid protoplasma en die meestal in verbinding blijft met de moederplant tot na de bevruchting; uitzonderingen daarop vindt men bij Zeewieren. Het woord ei voor deze cel is bij planten niet gebruikelijk.

< >