Devolutie-oorlog - Dus noemt men den Fransch-Spaanschen krijg van 1667—1668. In 1665 was Philips IV van Spanje gestorven. Lodewijk XIV, in 1659 met Maria Theresia, dochter van dezen Ph. IV, gehuwd, had wel „moyennant” de betaling van een bruidsschat, afstand gedaan van alle aanspraken op de Spaansche erfenis, maar de bruidsschat was niet naar behooren uitbetaald, en in dit „moyennant” bezat hij alzoo een scherp wapen, om een deel der successie voor zich op te eischen.
Krachtens het devolutierecht (een privaat recht, dat kinderen uit een tweede huwelijk uitsloot van de erfenis uit het eerste, en dat in sommige deelen van België gold; Lodewijks gemalin was uit het eerste, Karel II, de opvolger van Philips, uit het tweede huwelijk van dezen) liet hij nu in 1667, tijdens de Engelsch-Nederlandsche vredesonderhandelingen te Breda, zijn aanspraken op een deel der Spaansche Nederlanden gelden. In den Tweeden Engelschen oorlog (1665—1667) was L. onze bondgenoot; toen nu deze oorlog ten einde liep, maakte hij zich gereed van Spanje zijn zoogenaamd recht te gaan afeischen, en zich „une dot à la reine et une frontière à son royaume” te verzekeren. Het gevaar van Engelsche zijde wist hij door een ondershandsche overeenkomst, waarvan Jan de Witt onkundig bleef, te coupeeren. Doordat de Triple Alliantie van 1668 zich de Fransche expansie in den weg stelde, bracht deze Devolutie-oorlog aan Frankrijk niet het gewenschte resultaat; bij den vrede van Aken (1668) gaf Lod. het veroverde Franche-Comté terug, maar hij behield zijn veroveringen in Vlaanderen, n.l. Bergen, Veurne, Armentières, Kortrijk, Rijssel, Douai, Doornik, Oudenaarde en Charleroi, enclaves in het vijandelijke land, die de gelegenheid boden tot afronding van het Fransche gebied.