Deventer (mr. conrad theodore van) - geb. 1857 te Dordrecht. Na in 1874 eindexamen H. B. S. gedaan te hebben leerde, hij een jaar Grieksch en Latijn en deed toen met goed gevolg toelatingsexamen voor de Leidsche universiteit. Aanvankelijk bestemd voor Indisch ambtenaar, ging hij na een jaar tot de rechtsstudie over. Hij promoveerde den 20en Sept. 1879 op proefschrift: Zijn naar de grondwet onze koloniën deden des Rijks? In Sept. 1880 ging hij als jong rechterl. ambten, naar Indië.
Hier werd hij benoemd tot griffier van den Raad v. Justitie op Ambon. Reeds in 1884 volgde de benoeming tot lid v. d. Raad v. Justitie te Semarang. In 1885 trad hij uit ’s lands dienst en associeerde zich met Mr. Sloet v. Hagensdorp als compagnon in een advocaten-kantoor te Semarang. In 1890 werd hij directeur eener groote maatschappij tot exploitatie v. rijstlanden. In 1897 keerde hij naar Nederland terug, waar hij zich in den Haag vestigde. In 1899 deed hij zijn intrede in de koloniaal-politieke wereld, met het schrijven van het artikel Een eereschuld, waarin hij restitutie van wat aan Indië sedert 1867 ten behoeve der Nederl. schatkist onttrokken is, bepleit. In 1900 werd hij lid der Gidsredactie.
In 1901 richtte hij zich in de Vrijz. Democr. Vereeniging te Amsterdam met klem tegen de tekortkomingen der jongste koloniale politiek. In de jaren 1901 —’05 verschenen van zijn hand verschillende geschriften over de koloniën en koloniale politiek. In 1904 kwam zijn blijvendste werk: Overzicht van den Economischen Toestand der Inlandsche bevolking van Java en Madoera tot stand. Juni 1905 werd hij tot lid der Tweede Kamer gekozen, waardoor hij in de gelegenheid kwam zijn propaganda voort te zetten. In 1909 werd v. D. niet herkozen. Van zijn hand verschenen nu tal van artikelen over inlandsche politiek.
Aan de voorbereidende maatregelen tot inrichting van de afd. „Insulinde” op de wereldtentoonstell. te Brussel nam hij een groot aandeel. Juli 1911 werd hij tot lid der Eerste Kamer gekozen, waar hij evenals vroeger in de Tweede de koloniale specialiteit bij uitnemendheid bleek. In 1912 maakte hij een reis naar Indië om met eigen oogen de hervormingen, met zijn medewerking, gedeeltelijk op zijn initiatief, tot stand gekomen, te aanschouwen. De verkiezingen van 1913 brachten hem weer in de Tweede Kamer terug. Hoezeer zijn verdiensten als strijder voor de belangen der Inlanders gewaardeerd werden, blijkt uit de omstandigheid dat hij in April 1915 aangezocht is geworden om eventueel als Gouverneur-generaal benoemd te worden.
Zijn dood in September 1915 maakte een eind aan een voor de koloniën buitengewoon welbesteed en werkzaam leven. Uitvoerige levensbeschrijving in: Leven en arbeid van Mr. C. Th. van Deventer, door Dr. Colenbrander en Stokvis 3 dln. 1916.