Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dennenhout

betekenis & definitie

Dennenhout - volgens vast naamgebruik in den houthandel en de techniek, afkomstig van de zilverspar of zilverden (Abies pectinata; Duitsch: Tanne, Silbertanne). In het spraakgebruik echter vat men onder „den” of „denneboom” drie geslachten van de familie der Conifeeren samen, namelijk Pinius, Picea en Abies; vandaar betreurenswaardige verwarring in het dagelijksch leven. Het veel op d. gelijkende vurenhout komt van Picea excelsa, de Fijne spar (Duitsch: Fichte).

D. bezit geen harskanalen, vurenhout wel; het d. is valer van kleur, vaak eenigszins paars-achtig getint; het is taaier dan vurenhout en daarom vooral voor vloerliggers gevraagd; het is niet bestand tegen invloeden van het weder. Het best bekend is het d. uit het Schwarzwald; verder groeit het in Beieren, Tirol en Oostenrijk.