Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vat

betekenis & definitie

Vat - noemt men bij planten een vereeniging van een aantal cellen, waarvan de tusschenschotten hetzij geheel of ten deele doorboord zijn. Wanneer de tusschenschotten geheel verdwenen zijn en de inhoud melksap is, spreekt men van melksapvaten, b.v. bij de paardebloem; deze worden alleen in bijzondere gevallen aangetroffen, terwijl de hout- en zeefvaten bij alle hoogere planten (Angiospermen) worden gevonden. Houtv. zijn gekenmerkt door hun inhoud, die in volwassen toestand bestaat uit water of lucht of uit beide ; de wanden zijn meestal verkout, de doorboring geschiedt hetzij ringvormig door een groot gat of laddervormig door een rij van evenwijdige spleten.

Naar gelang van den aard der wandverdikking onderscheidt men de houtvaten in ring-, spiraal-, net-, ladder- en gestippelde vaten. De zeefvaten hebben steeds een onverhouten wand, terwijl de inhoud levend is, hun tusschenschotten zijn zeefvormig doorboord. Het weefsel, waarin de houtvaten voorkomen, heet hout of xyleem, dat, waarin de zeefvaten liggen, bast of phloeëm.