Cyclamen - Varkensbrood, plantengeslacht der Primulaceeën, overblijvende gewassen met knolvormigen wortelstok, grondstandige, langgesteelde, meest hart- of niervormige bladeren, alleenstaande, mede langgesteelde groote bloemen; het dertiental bekende soorten is vooral inheemsch in de landen rondom de Middell. zee. De meeste C. worden als sierplanten gekweekt, hetzij in den rotstuin, zooals de in den herfst bloeiende C. africanum, uit Algiers, rosé met karmijnvlek; C. cilicicum, uit Klein-Azië, licht rosé, C. europaeum, met zeer welriekende, karmijnroode bloemen en C. neapolitanum uit Zuid-Europa rosé met donkerkarmijnkleurige vlek, of in potten, waarvoor de in de lente bloeiende soorten het meest in aanmerking komen. Hiertoe behooren o.a. C. coum uit Griekenland en Turkije, C. ibericum uit den Kaukasus en Klein-Azië, karmijn en C. repandum, donkerkarmijn, uit Italië en C. Atkinsi, eene kruising tusschen C. coum en C. ibericum.
Verreweg de meest bekende en meest verspreide C. is evenwel de C. persicum (plaat Sierplanten II), waarvan echter de wildgroeiende type nauwelijks meer in de kultuur te vinden is. De nog steeds verbeterende rassen van C. persicum giganteum, die thans gekweekt worden, onderscheiden zich door groote, edelgevormde bloemen en zuivere kleuren, waaraan steeds nieuwe schakeeringen worden toegevoegd. Bovendien kent men rassen met sierlijk ingesneden en als van franje voorziene bloemblaadjes (papilio) en met kamvormige uitsteeksels op de bloemblaadjes De Cyclamenkuituur heeft in Nederland, vooral in Aalsmeer, een groote hoogte bereikt.