Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Cromwell (thomas)

betekenis & definitie

Cromwell (thomas) - graaf van Essex, van 1530—1540 minister van Hendrik VIII van Engeland. Geboren omstreeks 1485 te Putney bij Londen, waar zijn vader, Walter Cromwell alias Smyth, het beroep van smid, wellicht verbonden met dat van brouwer en voller, uitoefende. Zijn zucht tot avontuur trok hem als jong soldaat naar het aan avonturen zoo rijke Italië, waar hij niet alleen de-Italiaansche taal leerde, maar ook de politieke zeden van het land der Borgias en Medici indronk. Van het soldatenkamp naar het koopmanskantoor was in het Italië dier dagen geen overgang, die verbazing wekte; Cromwell werd, naar het schijnt, agent van een der groote Venetiaansche handelshuizen; daarna koopmansklerk te Antwerpen, ten slotte wolhandelaar te Middelburg in Zeeland.

Omstreeks 1513 keert hij naar Engeland terug, waar hij in het huwelijk treedt; het beroep van „scrivener” uitoefent, een soort combinatie van bankier en procureur; berooide edellieden door het verleenen van voorschotten aan zich verplicht, en in 1523 lid wordt van het Lagerhuis. In 1525 treedt hij in dienst van den destijds oppermachtigen minister kardinaal Wolsey. Van hem leerde hij hoe geestelijk en wereldlijk gezag in één hand te vereenigen; onder hem verwierf hij ook, toen de kardinaal ten behoeve zijner onderwijsstichtingen zich van de eigendommen van enkele kloosters meester maakte, de bedrevenheid in de boedelbereddering van gesaeculariseerde kloosters, die hij in later jaren zoo onverschrokken heeft ten toon gespreid.

Na Wolsey’s val, 1530, kwam hij, schoon zijn meester tot het laatst getrouw gebleven, in nauwere aanraking met Hendrik VIII. Deze was toen juist tot zijn tweede, officiëele verliefdheid genaderd: hij wenschte zich van Catharina van Arragon los te maken en een Iersche schoone, Anna Boleyn, te huwen, maar stuitte hierbij op het uit politiek en moreel gevoel voortspruitend verzet van Clemens VII. In deze omstandigheden heeft, naar het schijnt, Cromwell in een persoonlijk onderhoud den koning gewezen op den te volgen weg:

hij moest zichzelf en Engeland onttrekken aan de pauselijke jurisdictie, zich met behulp van het Parlement tot hoofd der nationale kerk verklaren en van zijn eigen geestelijk gerecht de ontbinding van zijn huwelijk verkrijgen. Zoo geraakte de koning niet alleen tot het door hem gewenschte huwelijk, maar kon hij tevens met het wereldlijk het geestelijk zwaard der absolute macht hanteeren. Na eenige aarzeling en een proef in andere richting, gaf Hendrik VIII zich aan de leiding van den nieuwen sterken man over, en begonnen de tien jaren van schrik, die sidderen als een Jacobijnsche Terreur in de Engelsche geschiedenis. Het doel, dat Cromwell zich stelde, was de vestiging van de onbeperkte koninklijke macht op de bouwvallen der rivaliseerende machten binnen het koninkrijk; de laatste belemmering van het koninklijk absolutisme, die na de Rozenoorlogen nog hecht gegrondvest stond, was de Katholieke Kerk, en tot strijd tegen deze macht scheen aan Cromwell de echtscheiding des konings een gansch bijzondere gelegenheid te bieden. Zijn politiek was bij dit alles gemodelleerd naar de idealen van den Florentijnschen denker Macchiavelli, wiens boek over „De Vorst”, naar men wel zegt, voortdurend in zijn handen was.

In de nu komende maatregelen: het schisma met Rome en de erkenning van de suprematie des konings over de Engelsche kerk (1534); de onderwerping door het nieuwe Opperhoofd van de geestelijkheid aan zijn gezag; de opheffing der kloosters; opstelling der tien geloofsartikelen van 1536 en van het Statuut der zes artikelen in 1539 mogen we het werk van Cromwell en van zijn medehelper Cranmer zien. Ging de vaststelling van het dogma in tegen zijn naar het Puritanisme neigend gemoed, de onderwerping der geestelijkheid en de opheffing der kloosters is wel geheel het werk van den nieuwen (1535) Vicaris-Generaal van het Opperhoofd der Engelsche Kerk in alle kerkelijke aangelegenheden. Zijn ambt, evenals zijn systeem kerkelijk en wereldlijk gezag in één hand te vereenigen, doet aan dat van zijn vroegeren meester Wolsey denken, maar die ééne machthebber was nu niet een geestelijk, maar een wereldlijk persoon.

De September-wet van 1534 had het visitatierecht over de kloosters van den paus op den koning overgebracht, en uit dit recht van visitatie werd al spoedig het meesterschap over de reguliere geestelijkheid afgeleid. Een commissie, door Cromwell ingesteld, verzamelde de vermeende of wezenlijke grieven tegen de bestaande kloosters in een Black-Book, dat aan het Parlement werd aangeboden; en bewerkte daarop de opheffing van vele stichtingen. De gesaeculariseerde goederen kwamen meerendeels aan de „gentry”, den lageren adel, die nu op gelijke wijze aan de zaak der Hervorming verbonden werd als de boerenstand in Frankrijk in 1789 door de verdeeling der nationale goederen aan de zaak der Revolutie.

Men spreekt in de Engelsche geschiedenis van de Terreur van Thomas Cromwell, als in de Fransche geschiedenis van die van Robespierre; onder de meest illustre slachtoffers behoort de groote humanist Thomas More. Toch was het niet zoozeer zijn binnenlandsche politiek als wel zijn buitenlandsche, die hem ten val bracht. Zijn groot project, dat bij alle verschil van motieven aan dat van Richelieu doet denken, was de overwinning van het Habsburgsche huis (Karel V) door een verbond, dat naast Engeland, de Noordduitsche vorsten en Frankrijk onder zijn leden tellen moest. Een huwelijk van Hendrik VIII met Anna van Kleef, een schoonzuster van den Lutherschen keurvorst van Saksen, zou dit verbond tot basis zijn. De Duitsche vorsten echter deinsden terug voor een worsteling met den keizer; Frankrijk voor een strijd, die noodlottig zou wezen voor het Katholicisme; Hendrik VIII ten slotte voor een echtverbintenis met de weinig aanminnige Anna van Kleef;

en zoo werd Thomas Cromwell het slachtoffer van een wonderlijke vermenging van persoonlijke en politieke teleurstellingen. In Juli 1540 viel zijn hoofd onder beulshanden.

< >