Compilationes decretalium noemen de Canonisten de private decretalenverzamelingen (meer dan 20), die sinds het verschijnen van ’t Decretum Gratiani (omstr. 1150) tot de publicatie der Decretalenverzameling van Gregorius IX in elkaar gezet werden. In aanmerking komen vooral de z. g. „C. antiquae”: de C. I van Bernard van Pavia tusschen 1187—91; de verzameling omvat 5 boeken, wier inhoud in het vers: Judex, judicium, clerus, sponsalia, crimen uitgedrukt wordt; de boeken zelf vervallen in titels, deze in hoofdstukken; als authentieke aanvulling ervan geldt de op last van Innocentiu sIII door diens notarius Petrus Collivacinus vervaardigde verzameling, die aan de universiteit van Bologna werd toegezonden: deze kreeg den naam Compilatio III en bevat in 5 boeken de door Innocentius III tot 1210 uitgevaardigde decretalen. Spoedig daarop verscheen de verzameling van Joannes Guallensis (van Wales): deze bevat de decretalen der pausen Alexander III en Coelestinus III en kreeg den naam C. II.
De door een onbekende omstreeks 1217 vervaardigde verzameling van de decretalen der 6 laatste regeeringsjaren van Innocentius III en de besluiten van ’t Lateraansch Concilie van 1215 kreeg den naam van C. IV. De door Paus Honorius III in 1226 op touw gezette en den aartsdiaken Tancred van Bologna opgedragen verzameling geldt als C. V. In tegenstelling met deze werd de officieele verzameling van Gregorius IX aanvankelijk ook C. nova of sexta genoemd.