Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Chrétien de Troyes

betekenis & definitie

Chrétien de Troyes - Fr. dichter van de 12e eeuw. Waarschijnlijk is hij te Troyes in Champagne geboren. Men neemt aan, dat hij op omstreeks vijf en twintigjarigen leeftijd met het schrijven van zijn werken begon en in 1180 of daaromtrent stierf. Zijn eerste werken zijn een vertaling van enkele episoden uit Ovidius’ Metamorphosen en van de Ars amatoria.

Dan volgen een gedicht over Tristan, dat ongelukkigerwijze verloren is gegaan, Cligès, een avontuurlijke roman, en eindelijk vier Artur-romans : Érec, Lancelot, een werk dat hij zelf niet voltooide, Ivain, de ridder met den leeuw, en Perceval, zijn laatste roman, dien de dood hem belette te voleindigen. Ch. heeft de Britsche sagenstof verfranscht. Hij ontleent daaraan enkele episoden, enkele avonturen van een bepaalden held en gebruikt koning Artur, zijn hof en de „Table ronde” slechts als begin- en eindpunt van zijn verhaal en als aanleiding om schitterende feesten en toernooien te schilderen. Het oorlogzuchtige en het nationaal-heroïsche, dat de oude Britsche sagen kenmerkte, heeft plaats gemaakt voor de liefde in haar verschillende uitingen. In Yvain en in Erec wordt het huwelijksgeluk verstoord door een misverstand of een gril; in Lancelot, geïnspireerd door gravin Marie de Champagne, worden de theorieën der hoofsche liefde, zooals die door de troubadours uitgewerkt waren, in praktijk gebracht. Aan dit sentimenteele element verbindt de dichter het wonderbare, het bovennatuurlijke, afkomstig van de Keltische vertellers: betooverde tuinen, omgeven met onzichtbare muren, fonteinen, wier in beroering komende wateren onweer veroorzaken, bruggen gevormd door het lemmet van degens, feeën, dwergen, reuzen en monsters. De sprookjeswereld, waarin de zwervende ridders van Ch.’s romans zich bewegen, staat ver van alle werkelijkheid, maar streelde uitermate de verbeelding van ’s dichters tijdgenooten. Perceval neemt een bijzondere plaats in.

Hier speelt de liefde een vrij ondergeschikte rol. Ch. heeft een biographischen roman willen schrijven. Een kind in de bosschen opgevoed door de weduwe van een vader, die verraderlijk gedood werd, bereikt de ridderlijke volmaaktheid, wreekt zijn vader, huwt een jonkvrouw van hooge geboorte en stelt zich in het bezit van een talisman, die het geluk geeft. In het Bretonsche verhaal is deze talisman een graal, d. w. z. een schaal, die heerlijke spijs verschaft en waarschijnlijk zou blijken nog andere wonderkrachten te bezitten als Ch. zijn verhaal had kunnen voltooien. De graal-episode werd later hervat, in Frankrijk door Robert de Boron, in Duitschland door Wolfram von Eschenbach.

Als schrijver staat Ch. boven zijn tijdgenooten: nooit had tot hiertoe iemand de taal gehanteerd met zooveel gemak, met zooveel lenigheid en gratie. Zijn werken wekten algemeene bewondering, en men beschouwde hem langen tijd als den meester van het „bel fraçois”. Zijn gebreken zelfs, zijn gemaaktheid, zijn telkens terugkeerende eigenaardigheden, zijn spitsvondigheden werden nagevolgd, ’t Is gedeeltelijk onder zijn invloed, dat talrijke rijmelaars aan het eind van de 12e en in het begin van de 13e eeuw de Britsche sagenstof begonnen te bewerken (Gaston Paris). Zie de tekstuitgaven met inl. aant. en glosarium van Cligès 2de uitg., Yvain 3de uitg., Erec 2de uitg., Guillaume d' Angleterre, waarvan de echtheid evenwel betwist wordt, bezorgd door W. Foerster, Halle a. S., Niemeyer; ook: C. de Boer, Philomena, conté raconté d’après Ovide par Chrétien de Tr., Paris, Geuthner.

< >