Champlain - (Samuel), 1567 (of 1570)-1635, nam, nog jong, reeds deel aan de zeereizen van zijnen vader (een zeeman). In 1598 vertrok hij naar Spanje, waar hem te Sevilla het commando werd aangeboden over de St. Julien, één der schepen door Spanje uitgezonden om zich te verzetten tegen den aanval der Engelschen op Portorico (1599-1602). In 1603 zeilde Ch., als luitenant van Aymar de Chastes, naar Canada; hij voer de St. Lawrence op tot de Indianenstad Hochelaga. In 1604 zeilde hij voor den tweeden keer naar Canada, thans met Sieur de Monts en Baron de Poutrincourt. Men kwam aan bij de kust van Nieuw-Schotland en overwinterde in de Fundy-baai, terwijl de kust tot Cape Cod nader werd verkend. In 1608 ging Ch. naar de St. Lawrence, aan welke rivier hij de stad Quebec stichtte. In 1609 voer hij de Richelieu op tot het Champlain-meer. In 1611 stichtte hij het handelsstation Mont Royal, later bekend als Montreal. In 1613 voer hij de Ottawa op, door het land der Algonkiërs, tot den mond van de Mattawa, daarna langs deze tot Lake Nipissing en dan de French River af tot het Lake Huron, het eerste der groote Canadeesche meren door Europeanen ontdekt. Langs dezelfde route keerde hij in 1614 terug.
In zijn later leven had de jonge Fransche kolonie (Nova Francia) eenen onrustigen tijd. In 1629 werd Quebec door een Engelsche vloot onder David en Thomas Kirk ingenomen, maar door Frankrijk weer heroverd in 1632. Ch. nam in 1633 het bevel ervan weer op zich, maar overleed in 1635. Een monument, voor hem 21 Dec. 1898 opgericht te Quebec, herinnert aan dezen grondlegger der Fransche macht in Canada.