Braken - 1) de eerste bewerking, welke het vlas* na het roten ondergaat. Het braken heeft ten doel het hout van den stengel in kleine stukjes te breken, welke reeds bij het braken en verder bij het slijpen of zwingelen van de vezels worden verwijderd. De vroegere handbraak is bijna geheel door braakmachines vervangen; deze machines bestaan uit één of meer paren geribde rollen, waar tusschen het vlasstroo moet passeeren.
2) van den grond, het eenigen tijd onbebouwd laten van den grond, terwijl hij in die periode herhaaldelijk wordt bewerkt. Men onderscheidt „volle” en „halve” braak. Bij volle b. wordt in dat jaar in ’t geheel geen gewas verbouwd. De b. wordt vooral toegepast op zware kleigronden en heeft ten doel den bodem, die tijdens en door de voorgaande gewassen sterk met onkruid is vervuild en slechte natuur- en scheikundige eigenschappen heeft gekregen te zuiveren en opnieuw in een voor de kultuur gunstigen toestand te brengen. In streken waar bijna uitsluitend granen worden verbouwd , moet het regelmatig b.v. om de drie of vier jaren worden toegepast, wijl tusschen ieder graangewas de grond niet voldoende bewerkt kan worden.
In streken echter met meer intensieve kultuur wordt de verbouw van granen afgewisseld met dien van klaver, boonen, erwten en hakvruchten. Hierdoor is het mogelijk den grond in goeden kultuurtoestand te houden en wordt door het geheel of bijna geheel wegvallen van de b. renteverlies voorkomen.
3) (Vomitus), een reflectorisch proces, waarbij de maaginhoud door gelijktijdige samentrekking van het middenrif, den buikwand en den maagspierwand met kracht in den slokdarm en den mond gedreven wordt. Kinderen braken in het algemeen gemakkelijker dan volwassenen. Gewoonlijk gaat aan het braken een gevoel van misselijkheid (nausea) vooraf. De oorzaak van het b. kan velerlei zijn. Ten eerste eene prikkeling van den maagwand door den maaginhoud bij de aanwezigheid daarin van vergiftige stoffen of te zware spijzen. Ten tweede door prikkeling van den maagwand als gevolg van een ziekelijk proces in dien wand (maagzweer, maagkanker). Ten derde kan ook b. worden opgewekt door prikkels, die elders inwerken, b.v. in de keel, op het buikvlies, in de baarmoeder (b.v. der zwangeren). Eindelijk kan het braakcentrum, dat men in het verlengde merg vermoedt, direct worden geprikkeld, b.v. door snel ronddraaien, schommelen e. d. of bij psychische afwijkingen (hysterie, psychosen, enz.).