Blaaspijp, 1) een rechte buis, waardoor men projectielen in een bepaalde richting wegblaast of door middel van mechanisch samengeperste lucht wegstoot (windpijp). Eerstgenoemde soort, de blaaspijp in engeren zin, vindt men hetzij als jacht- of aanvalswapen, hetzij als speelgoed of als beide vooral bij vele inheemsche volken van Amerika, Indonesië en de Zuidzee-eilanden in gebruik; de windpijp komt in de nieuwe wereld niet voor. Zoowel wat vorm en materiaal van de pijp, als wat den aard der projectielen aangaat, heerscht groote verscheidenheid. De lengte varieert tusschen ruim 18 cM. en 5½ M. Als materiaal gebruikt men verschillende hout- en bamboe-soorten.
Sommige pijpen bestaan uit één stuk, andere uit twee aaneengevoegde helften. Ook meerloopige b. komen voor. Behalve kleine al of niet vergiftige pijlen, worden vooral leemballetjes en sommige vruchten als projectielen gebruikt. Sommige soorten dragen tot 1000 M. ver; de trefkans is in het algemeen zeer groot. De windpijp wordt gebruikt als volgt. Een vrucht wordt achterin gestopt en met een bamboestok tot dicht bij het andere uiteinde doorgedrukt. Vervolgens wordt een tweede vrucht in het mondstuk geplaatst en met een krachtigen stoot naar voren gedreven. Daar beide openingen door de vruchten hermetisch gesloten zijn, wordt de lucht in het tusschenliggende gedeelte samengeperst; zoodra nu de daardoor ontstane spanning den weerstand van de voorste vrucht overtreft, wordt deze met een knal de buis uitgedreven.
— 2) Werktuig, waarvan in de industrie velerlei gebruik wordt gemaakt, en dat, al naar het gebruik, zeer verschillend van vorm kan zijn; het meest is het in gebruik bij de goud- en zilversmeden, instrumentmakers en in scheik. laboratoria; het is in het algemeen een ruim 20 cM. lange buis (meest van messing), aan het einde omgebogen en nauw toeloopende; in de wijde opening wordt met den mond een luchtstroom geblazen, die door de nauwe, fijne opening van het andere einde ontwijkt, en de vlam eener lamp, waarop de opening gericht wordt, op het te bewerken voorwerp doet spelen; door de toegevoerde lucht ontstaat vollediger verbranding en grootere warmte-ontwikkeling, die door de gevormde steekvlam* op een klein oppervlak geconcentreerd kan worden.