Bennigsen (levin august theophil) - Russ. veldheer, geb. te Bronswijk 10 Aug. 1743, overl. te Hannover 30 Oct. 1825; hij ging in Hannove raansehen krijgsdienst, streed in den 7-jarigen oorlog, doch nam daarna zijn ontslag. Hij trad later als majoor in Russ. dienst en streed in 1774 tegen de Turken; in 1794 sloeg hij de Polen bij Soly en werd bevorderd tot gen.-majoor. Wegens latere wapenfeiten ontving hij aanzienlijke goederen in het gouvern. Minsk.
De strijd met Perzië bracht hem aan de oevers der Kaspische Zee, waar hij deel nam aan de verovering van Derbent. In 1798 werd hij luit.-generaal en in 1802 generaal der cavalerie. Hij was een der voornaamste samenzweerders tegen Paul I, en men verhaalt, dat hij keizerin Maria belet heeft, om bij het hulpgeroep van haar gemaal dezen te hulp te komen. In 1805 werd hij als bevelh. der Noordel. armée naar Oostenrijk en in 1806 met een hulpkorps naar Pruisen gezonden, maar moest wegens de overwinningen der Franschen op den rechteroever van den Weichsel blijven. B. behaalde vervolgens bij Pruis. Eylau een bloedige overwin ning op Napoleon (1807). In den zomer versloeg hij Ney bij Gutstad, noodzaakte Napoleon bij Heils berg terug te trekken, maar werd bij Friedland ge slagen. Van dien tijd af tot 1812 leefde B. op zijn goederen bij Wilna, maar bij den aanvang van den veldtocht van 1812 bevond hij zich in het ge volg des keizers, nam deel aan den slag bij Boro dino en versloeg Murat bij Tarituno. Wegens on eenigheden met Kutusov verliet hij het leger, maar keerde na K.’s dood terug en in het begin van 1813 werd hij benoemd tot opperbevelh. van de Poolsche armée.
Nadat hij 12 Oct. 1813 St. Cyr bij Dohna verslagen en naar Dresden teruggedreven had, liet hij voor deze stad het korps van graaf Tolstoi achter en snelde naar Leipzig, waar hij den 17en aankwam en den doorslag gaf tot de overwin ning der verbonden mogendheden. Den volgenden dag werd hij benoemd tot bevelhebber over den rechtervleugel van het leger en veroverde 19 Oct. stormenderhand een voorstad van Leipzig. Hier werd hij in den gravenstand verheven en belegerde vervolgens Torgau, Wittenberg en Maagdenburg, terwijl hij tevens belast werd met het opperbevel over de troepen, die bij Dresden St. Cyr in het oog hielden. In Dec. blokkeerde hij Hamburg en hield het ingesloten tot aan den vrede van Parijs. Daarna werd hij aanvoerder van het Zuider-leger, dat in Bessarabië tegen de Turken zou strijden. In 1816 nam hij wegens zwakke gezondheid en hoogen leeftijd zijn ontslag en sleet zijn overige dagen in Hannover.