Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Basalt

betekenis & definitie

Basalt, uitvloeiïngsgesteente, in chem. en min. samenstell. overeenkomend met gabbro. Als fenokristen liggen kristallen van olivijn en augiet in een dichte of fijnkorrelige, soms tamelijk grofkorrelige, zwarte grondmassa, die onder het mikroskoop blijkt te bestaan uit augiet en plagioklaas met veel fijn verdeelden magnetiet. In sommige var., die over het algemeen meer kiezelzuur bevatten dan normaal en den overgang vormen naar andesiet, kan olivijn ontbreken. Indien dat mineraal aanwezig is, is het ’t eerste kristallisatieproduct in de stollende massa geweest en een eerstgevormd kristal werd in den regel het aanhechtingspunt van tal van nieuwe; vandaar, dat de olivijn niet zelden tot groote lichtgroene knollen vereenigd gevonden wordt (dikwijls waar te nemen in de b.-blokken van onze waterwerken). Men onderscheidt wel de grof-en middelkorrelige variët. als doleriet en anamesiet van den dichten basalt. De tot hier beschreven b. is de normale of plagioklaas b. Bij stijgend alkaligehalte vormt zich naast de plagioklaas kaliveldspaat en wordt het gesteente trachydoleriet; bij nog hooger alkaligehalte komt nefelien, leuciet, sodaliet, hauyn of meliliet tot uitkristallisatie en wordt het gesteente tot tefriet; eindelijk verdringen deze mineralen de veldspaten geheel; de veldspaatvrije gesteenten, die dan ontstaan, heeten nefelien-, leuciet- of meliliet-b. al naargelang ze naast pyroxeeen en olivijn een dezer mineralen in hoofdzaak bevatten. — B. komt, zooals uit zijn wijze van ontstaan als uitvloeiïngsproduct uit de kraters der vulk. begrijpelijk is, voor in den vorm van gestolde stroomen of lagen, gangen en koepels. De meest typische afzonderingsvorm is die in regelm. vijf- en zeszijdige zuilen; hij ontstaat als gevolg van de inwendige spanning bij de afkoeling. De zuilen staan loodrecht op de oppervlakte van laag of koepel. Zij zijn in alle b. gebieden zeer verbreid en vooral zeer schoon ontwikkeld in de Fingalsgrot op Staffa, in de giants causeway, graafsch. Antrim, Ierland. Ook plaatvormige afzondering komt voor (Hd. Tafelbasalt).

B. wordt gebruikt in zuilvorm voor zeeweringen, stortebedden, bij den bouw van sluis- en kaaimuren, als mijlpalen en grenssteenen en als straatkeien. Plaatvormige b. wordt gebruikt voor steenbezettingen en stortsteen; voor stort- en zinksteen en ballast neemt men alle onregelm. stukken en afval boven een gewicht van 5 KG. Stukken van 5 tot 20 K.G. noemt men schrotbasalt, van 20 tot 75 K.G. en zwaarder zinksteen. B. zuilen worden geleverd in lengten van 20-30, 25-35, 30-40, 35-50, 50, 70 en 80 c.M., voorts voor bijzondere doeleinden tot 1M. en langer. Korte zuilen tot 35 c.M. noemt men kopzuilen of kopsteenen. Een bijproduct van de basaltgroeven, dat hoofdzakelijk van onregelm. steenstukken en afval wordt gebroken, is de s t e e n s l a g, ook basaltslag genoemd. Deze wordt in verschillende afmetingen gebroken en gebruikt voor wegverhardingen en beton. B. heeft een drukvastheid van 2200 a 3600 KG. per c.M2. Het S. G. is 2.6 a 2.9. Een M3 b. zuilen weegt evenals 1 M3 zwaren zinksteen ongeveer 2000 KG.; 1 M3 schrotb. 1750 KG., 1 M3 groven steenslag 1600 K.G. en een M3 fijnen steenslag ongeveer 1500 K.G. Met den beitel is b. niet te bewerken; het is daarom voor de bouwvakken ongeschikt. Voor straatkeien, welke met een hamer behakt worden, is b. wel zeer hard, maar als een gevolg daarvan worden de keien ook spoedig glad, zoodat ze voor bestratingsdoeleinden minder geschikt zijn en weinig meer gebruikt worden. B. heeft weinig kwaliteitsgebreken, alleen de z.g. zonnebrand is een ernstig euvel. Het komt in sommige groeven veelvuldig, in andere weer in ’t geheel niet voor. B., met zonnebrand, is spoedig aan verweering onderhevig en kan dan ook voor geen enkel doel gebruikt worden.

Voor ons land wordt de basalt hoofdzakelijk aangevoerd uit het Zevengeb. en bekend zijn daar o.a. de vier rijke basaltbergen: de Dattenberg, de Wilscheiderberg, de Minderberg en de Hummelsberg.

De neergevelde zuilen worden in de groeve tot kopzuilen van verschillende lengte afgehakt, de koppen worden met hamers gevlakt en platte stukken van 10 tot 25 c.M. dik worden tot zetsteen uitgezocht. Tevens worden van daartoe geschikte stukken straatkeien gemaakt en het overblijvende wordt gebruikt voor zink- of stortsteen en voor steenslag. Er gaat niets verloren in een groeve en alles wordt ter plaatse direct bewerkt, behalve de steenslag; de afval wordt daarvoor naar breekmachines vervoerd, waar ze tot kleinere stukken gebroken en naar de grofheid gesorteerd wordt.

< >