Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Balsem

betekenis & definitie

Balsem - een verzamelnaam voor gewone harsen*, die zeer rijk zijn aan aetherische oliën, welke laatste alle of tenminste het grootste deel van de harsachtige bestanddeelen opgelost hebben, zoodat er een dik-vloeibare massa ontstaat (b.v. Terpentijn*, Canadabalsem*). Ook noemt men B. lichamen, die arm zijn aan gewone harsen, maar die in hoofdzaak bestaan uit een vloeibare, met hars na verwante substantie (b.v. Perubalsem*). Ze vloeien van zelf af na verwonding uit stam en takken van verschillende plantensoorten, rieken sterk aromatisch, smaken scherp en verliezen aan de lucht een groot deel van de aetherische olie, drogen daardoor op en verharsen. Ze zijn meestal geheel oplosbaar in alkohol; bij destillatie geven ze aetherische olie, terwijl de hars overblijft. Oorspronkelijk verstond men onder B. alleen Mekkabalsem*. In de apotheek worden verschillende kunstmatige zalf- of olieachtige mengsels met den naam B. bestempeld, b.v. Hoffmann’s Levensbalsem, Zwavelbalsem, Muskaatbalsem e.a. Ze zijn voor het meerendeel als geneesmiddel verouderd. Groene b. is Laurierolie*. (Wiesner, Rohstoffe des Pflanzenreiches, 3te Auflage, 1914, Band I, blz. 152.)

< >