Werkwoorden vervoegen
balsemen
Tegenwoordige tijd balsemen
Ik balsem
Jij balsemt
balsem jij?
U balsemt
Hij/Zij/Het balsemt
Wij balsemen
Jullie balsemen
Zij balsemen
Verleden tijd van balsemen
Ik balsemde
Jij/U balsemde
Hij/Zij/Het balsemde
Wij balsemden
Jullie balsemden
Zij balsemden
Voltooid deelwoord van balsemen
gebalsemd
Tegenwoordig deelwoord van balsemen
balsemend