Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hars

betekenis & definitie

Hars, een verzamelnaam voor een uitgebreide groep natuurlijke producten van plantaardigen oorsprong, min of meer doorzichtig, smeltbaar, kleverig, onoplosbaar in water, gedeeltelijk oplosbaar in de meeste organische oplosmiddelen, amorph. Zij kunnen zijn fossiel, komen dan als mineraal in den grond voor als overblijfsels van vroegere vegetaties, zooals de barnsteen en somtijds de copal, of versche uitvloeisels van planten, meestal boomen, zooals dammar, copal, schellak, acaroïdhars, gummigut, drakenbloed, elemihars, guajakhars, sandarak, benzoë, aloë en de meest belangrijke dennenhars en colophonium. Daarnaast staan de meest afzonderlijk genoemde gummiharsen als myrrhe, wierook, ammoniakhars e. d.,en de balsems als storax, canadabalsem, copaïvabalsem, tolu en terpentijn. Volgens Tschirsch bestaan de h. voornamelijk uit drie groepen van chemische verbindingen, t. w. harszuren (resinolzuren), harsesters (resinen) en zeer indifferente resenen, waaronder waarschijnlijk gecompliceerde aromatische koolwaterstoffen.—Meer in het bijzonder wordt onder h. bedoeld de dennenhars.

Dit is òf het aan de boomen zelf ingedroogde uitvloeisel van pijnboomen, òf tegenwoordig hoe langer hoe meer het residu bij de destillatie van de ruwe terpentijn op terpentijnolie. De eerste soort is niet constant van eigenschappen, en wordt dus als minderwaardig beschouwd. Door de h. lang te koken verliest ze haar oorspronkelijke kristallijne eigenschappen, en wordt dus amorph en taaier en daardoor voor allerlei doeleinden meer waard. Zeer zuivere en heldere dennenhars heet colophonium. Speciaal de Fransche (Bourgondische) is zeer gezocht. Het overgroote gedeelte der dennenhars wordt tegenwoordig uit N.-Am. geïmporteerd. De Fransche „gallipot” is een ingedroogde hars van de zeeden (Pinus maritima) uit het Garonne-district. De Am. h. is voornamelijk afkomstig van Pinus Australis en P. heterophylla.

Het verweekingspunt ligt bij 90—100° C. Chemisch bestaat dennenhars hoofdzakelijk uit een anhydriet van abiëtinezuur C19H2802 en pimaarzuur C20H30O2. H. wordt zeer veel gebruikt bij het lijmen van papier, in allerlei vernisen laksoorten, als harszeep, verder gekookt met palmolie als „brouwerspek” voor het pikken van biervaten. — H. ontstaat in de weefsels der planten. Vroeger meende men, dat h. in de plantencel ontstaat, doch daartegenover werd opgemerkt, dat de h. niet door den celwand kan dringen en dus niet buiten de cel kan komen. Later is dan ook aangetoond, dat h. in den regel ontstaat door verandering van de celwanden in harsachtige stoffen. Vermoedelijk zijn enzymen de oorzaak van deze verandering. De meeste h. ontstaat pathologisch b.v. bij verwonding of althans wordt de harsafscheiding door verwonding sterk bevorderd. Dit is b.v. het geval bij vele Coniferen, waar de normale h. zich in de harskanalen verzamelt, doch pas bij sterke verwonding rijkelijk gaat vloeien. (Zie TERPENTIJN). Bij andere planten is in den normalen stengel absoluut geen h. te vinden en is verwonding zelfs geheel noodzakelijk om h.-vorming teweeg te brengen (Storax).

De afgescheiden hoeveelheid kan buitengewoon groot zijn. Soms verharsen geheele weefselstukken, hetgeen aan de stukken h. nog te zien is. De chemische processen bij de harsvorming liggen nog geheel in het duister. Hoe de cellulose der celwanden in h. overgaat is totaal onbekend. In sommige gevallen schijnen looistoffen een tusschenprodukt te zijn. Afval van hars is een zeer gezocht uitgangsmateriaal voor de bereiding van roet.