Badinrichting, heet elke inrichting, waarin gelegenheid tot baden gegeven wordt, waarbij dan het geheele gebouwencomplex medegerekend wordt. De architectuur omvat derhalve de inrichting van verschillende lokaliteiten, n.l. zoowel die, welke ieder tegen entree ter beschikking staan (rivier-, zee-, volksbad, enz.), als die, welke hoofdzakelijk of gedeeltelijk gratis voor bepaalde deelen der bevolking bestemd zijn (school-, arbeiders-, militair bad, enz.) en de private badinrichtingen (huisbadinrichting). In een badinrichting kunnen voorkomen speciale inrichtingen voor gedeeltelijke of bijzondere baden, voet-, zit-, halfbaden voor stort-, golf-, vol-, zwem-, douche-, heetelucht-, stoom- en medicinale baden. De Romeinsche, Iersche, Romeinsch-Iersche, Turksche, Russische, Finsche baden, enz. omvatten combinaties van de voorgaande in bepaalde volgorde met alle bij-procedures. In groote inrichtingen zijn dan nog onmisbaar groote lokaliteiten voor uitrusten, massage, heilgymnastiek, haarverzorging, manicure pedicure, enz., terwijl vaak door daaraan verbonden parkof tuinaanleg en wandelhallen gelegenheid gegeven wordt voor beweging in de open lucht. — Van de baden bij de oude Grieken is weinig bekend, zij heeten 8 afd. bevat te hebben: uit- en aankleedkamers, massage- en zalfkamer, de kamer vóór de zweetcel, de zweetcel, de droogkamer, het warme bad en de kamer voor de afkoeling. Het Romeinsche bad is uit verschillende overblijfselen en oude beschrijvingen nog goed te kennen. In den regel bevatten de grootere inrichtingen de volgende localiteiten: Hypocaustum (stookplaats voor de verwarming van water, vloeren, enz.), Atrium, Vestibulum, Exedra (voorhal). Men kwam eerst in het appodyterium (kleedruimte), dan in het tepidarium (verwarmd vertrek), om goed warm en bezweet te worden; dan nam men in het caldarium een heetwaterbad in een kuip of bassin, kon daarop een zweetbad laten volgen in het sudatorium, waarna men zich in het frigidarium door een koud bad kon opfrisschen, en ten slotte in het Unctorium (zalfkamer) het lichaam met zalf liet inwrijven. Bovendien bevatte de b. nog een Palaestra (ruimte voor lichaamsoefeningen), Latrina (W.C.) en in den regel tuinen, wandelgangen, speelzalen, enz.
Fig. 1 geeft een beeld van het oud-Romeinsche bad te Badenweiler.
Fig. 2 geeft den plattegrond der badinrichting in Pompeji.
Fig. 3 het Tepidarium aldaar.
Fig. 4 een Oud-Romeinsch privé-bad.
De Iersche baden werden in 1866 door Dr. Barter uit Urquhart (bij Cork) in Ierland ingevoerd; in het zweetbad wordt zeer heete lucht toegepast; overigens komen zij hoofdzakelijk met de Oud-Romeinsche baden overeen; men noemt daarom badinrichtingen, welke behalve de Romeinsche inrichting ook nog kamers voor zeer heete lucht bevatten, ook wel Romeinsch-Iersche of Romeinsch-Turksche. — Het Turksche bad vormde het voorbeeld voor het Iersche door heetelucht-baden. De hoofdzaak daarbij is, behalve het zweeten in zeer warme lucht (dikwijls bij natgehouden vloer), de massage, en afwrijven met wollen doeken, het inzeepen, zalven, enz. Na de zweetkuur wordt het lichaam gewoonlijk gebaad in kuipen met warm water. — Het Russische bad is in hoofdzaak een stoombad (waterdamp-bad), waarbij de stoom of waterdamp in het badvertrek zelf geproduceerd werd door heete steenen met water te begieten. Het transpireeren werd bevorderd door slaan met berkenroeden. Na het zweeten volgt de onderdompeling in koud water (sneeuwbaden). De moderne Russische baden hebben de bij ons gebruikelijke inrichting, terwijl de stoom door ketels geproduceerd wordt. — Het Finsche bad is eveneens een stoombad in een sterk verwarmd vertrek. De badende ligt daarbij op een houten brits (zweetbank), waaronder stoom uitstroomt. Na het zweeten volgt afzeepen, afwasschen met lauw water, dat in emmers gereed staat, en eindelijk in een nevenvertrek een koude douche. — Egyptenaren, Perzen, Arabieren, enz. hadden soortgelijke inrichtingen als de Romeinen; overal treft men naast het bad in warm of koud water het zweetbad in heetelucht en stoom aan. De Japanners hebben een eigenaardigen vorm van baden: uitsluitend zeer heet water, langdurig toegepast. — Moderne badinrichtingen bevatten bijna zonder uitzondering een zwembad, hetzij in een overdekte ruimte voor gebruik in zomer en winter, hetzij in open lucht voor gebruik gedurende het warme jaargetijde. De zwemhal moet een temperatuur van ongeveer 20° C. (zoo constant mogelijk) en het water van 20-23° C. bezitten, ’s winters iets hooger dan in den zomer. Het bassin zij niet kleiner dan 72 M2. met een gemiddelde diepte van 1 tot 2 M. of meer; over circa ⅓, dat voor kinderen en niet-zwemmers bestemd is, de diepte 0,50 à 0,70 M.; de overige ⅔, voor volwassenen en zwemmers bestemd, is gewoonlijk door een staalkabel afgescheiden en is van 0.7 tot 3.5 M. diep, de grootste diepte onder de springplank. De bodem van het bassin moet niet trapsgewijze, maar gelijkmatig van ondiep naar diep afhellen. Een constante watertoevloeiing is zoodanig te regelen, dat een verversching binnen 10 uur kan geschieden. 2 L. per sec. is derhalve als minimum te beschouwen. Is de watertoevoer intermitteerend (b.v. uit een reservoir), dus niet gelijkmatig, dan moet er voor gezorgd worden, dat gedurende den tijd, dat het bassin gebruikt wordt, per M2. bassin-oppervlak 60-100 L. per uur toevloeit en dat bovendien een geheele verversching ‘s nachts (binnen 10 uur) geschieden kan. Grootere hoeveelheden zijn, hoewel niet noodzakelijk, toch gewenscht. In Amerika past men in de laatste jaren met succes een andere, minder kostbare, wijze van ververschen toe: het water wordt gestadig rondgepompt, passeert daarbij grove en fijne filters, wordt in regentorens, waar het over cokes en dergel. druppelt, gelucht, wordt daarna met ozon behandeld en stroomt vervolgens door ultra-violet licht om schadelijke bacteriën te dooden. Het water blijft op die wijze verscheidene maanden volmaakt versch en frisch; de zuiverheid is tengevolge van het ondergane proces zelfs grooter geworden, terwijl door de continue behandeling de toestellen slechts geringe afmetingen behoeven te hebben; zij worden gedreven door den afgewerkten stoom, welken de inrichting voor verwarming, enz. toch noodig heeft.
Het bassin is in den regel rechthoekig; de afmetingen in overeenstemming met het aantal gelijktijdige gebruikers. Men neemt voor zwemmers 8 M2., voor niet-zwemmers 2 M2, oppervlak per persoon. Bij stilstaand of weinig stroomend water is de verhouding van lengte tot breedte in den regel 1.8 tot 1.0; bij rivierbaden met snelle strooming is de lengte grooter te kiezen. Kunnen de bassins direct op een vasten ondergrond gefundeerd worden, dan worden zij uit metselwerk en beton vervaardigd; is dit niet het geval, dan neemt men zijn toevlucht tot smeedijzer-constructies of (veelvuldiger) gewapend beton; vloer en wanden zijn bij voorkeur met witte of lichtgekleurde glanstegels te bekleeden en de kleedkamers het liefst zoodanig in te richten, dat zij van twee zijden toegankelijk zijn en daardoor het naar het bassin gekeerde gedeelte en de gang daarvoor nooit met schoenen beloopen behoeft te worden. Bovendien is te zorgen voor over- en leegloopinrichtingen, leuningen om het bassin en 10 a 20 c.M. boven het watervlak, douches, springplanken, toegangstrappen, enz. Velen voelen een zeker onbehagen als zij te zamen met anderen in hetzelfde water zijn; men komt hieraan tegemoet, door het voorschrift van voorafgaande reiniging in andere afdeelingen, door verplichtend gestelde lauwe douches, door spuwgelegenheid, enz. Veronderstelt men, dat het water geïnfecteerd is, dan is het beste middel sublimaat, 1:30 millioen (dus voor elke 30 M3 water 1 gram sublimaat). Fig. 5 toont de inrichting van eene moderne Duitsche badinrichting. De oudste, meest gebruikte en belangrijkste vorm van baden is het kuipbad: reinigen van het lichaam in een kuip met 250 a 500 L. water en afspoelen onder een lauwwarme of koude douche, dus met schoon water. Elke moderne badinrichting dient hiervoor gelegenheid te geven. De kuipen zijn het best in den vloer ingelaten met twee trapjes van 3 treden, 0,25 M. hoog en breed, de bodem der kuip derhalve 0,75 M. beneden den vloer. De kuip heeft gewoonlijk eene lengte van 1.75 M. bij 0.75 M. breedte. Luxe-baden hebben grooteren inhoud. Het gebruik der stoom-, heete lucht- en dergl. baden blijkt het beste uit de beschrijving van het bekende Friedrichsbad te Baden-Baden, door den architect Dernfeld gebouwd, fig. 5.
In de mannenafd. gaat men na het uitkleeden, indien men het geheele proces doormaken wil, eerst naar de warmeluchtkamer 4 (men ontvangt pantoffels) en dan in de heeteluchtkamer 5 het droge zweetbad, daarna in de wrijf(frottier-)kamer om zich te laten reinigen (lauwwarme douche, inzeepen), eventueel kneden en borstelen. Daarna kan men de warme kamer 6 en de heete ruimte van het stoombad 7 bezoeken. Uit de eerste komt men naar 3, het warme volbad, en dan in 1 en 2 het koude en het stroomende bad. Dit laatste heeft op den bodem een dikke zandlaag, waaruit het water borrelend opstijgt, dat iets warmer is dan dat in kamer 1. Voor verdere afkoeling kunnen dan het zeer koude bad 10 en de in kamer 9 geplaatste douches (vollestraal-, regen-, zit-douche, enz.) genomen worden. Daarna komt men in de kamer 11, waar de badmeester het badgoed afneemt en daarvoor in plaats, hemd, muts en schoenen aandoet. Daarna volgt in 12 of in de kleedkamers (waar bedden staan) het uitrusten. De groote wandelhal is ingericht voor Zweedsche heilgymnastiek. Kleinere badinrichtingen stellen zich tevreden met kleinere overdekte of open zwemgelegenheden met kuip- en douchebaden. Volks-, arbeiders-, school-, douche-, en militaire baden zijn in den regel eenvoudige inrichtingen zonder zwembassin, heetelucht- of stoombaden; gewoonlijk treft men er slechts reinigingsdouches en badkuipen aan. De kleedkamers moeten licht, luchtig en goed geventileerd zijn en een temperatuur bezitten van 19-23° C. De vloer bestaat uit een lattenrooster voor afvoer van het water. De douche wordt iets schuin geplaatst, ongeveer 1 M. boven het hoofd en geeft water van cc. 33° C. Men rekent gemiddeld den duur van een bad (watergebruik) op 2 min. waarvan ⅓ voor inzeepen en afwrijven, ⅓ voor afspoelen en ⅓ voor afkoelen van het water (niet beneden 20° C.). Voor kinderen en in den winter wordt de badtijd tot op de helft gereduceerd. Bij al deze inrichtingen wordt getracht door gering waterverbruik en korten duur de kosten gering te houden. — Het baden van militairen is door den grooten Europ. oorlog sterk toegenomen en er wordt zeer hooge waarde aan gehecht uit een hygiënisch oogpunt ter voorkoming van infectie-ziekten. Het is bekend, dat men tijdens den Japansch-Russischen oorlog onmiddellijk achter en vaak zelfs in de loopgraven tonnen plaatste met heet water, waarin de soldaten zich langdurig onderdompelden en reinigden. In den grooten Europeeschen oorlog is het stelselmatig baden vooral van Duitsche zijde georganiseerd en tot groote volmaaktheid gebracht. Op het Oostfront waren zij gecombineerd met nog andere nuttige instellingen. De te reinigen manschappen komen aan op de onreine zijde van de inrichting en worden daar geheel ontkleed; kleeding en uitrusting worden in verschillende gekleurde en genummerde netten van elken man afzonderlijk gesorteerd naar de wijze van steriliseeren, waartegen zij bestand is (kleeding, leergoed, metaal, enz.); daarna komt de reiniging met afzeepen onder douches; vervolgens haarknippen en scheren, geneeskundige inspectie, eventueel ontluizing met snelkuren, nareiniging en overgang in de reine afd., waar zij hunne inmiddels gereinigde, ontluisde en gesteriliseerde uitrustingsstukken terug ontvangen. Na het aankleeden volgt een warm maal. Eene dergelijke behandeling vergt 2 a 3 uur. Behalve deze permanente, achter het front gelegen, grootere inrichtingen, die dagelijks van 500 tot 2000 man kunnen behandelen, bestaan er nog transportabele badtreinen en -automobielen benevens desinfectieinrichtingen, die tot zeer dicht achter het front vooruitkomen. — Er bestaat een zeer uitgebreide litteratuur over de badinrichtingen; hier moge volstaan worden met eenige grepen daaruit: a. A l g e m e e n: Kisch, Jahrbuch für Balneologie, Hydrologie und Klimatologie und Balneologisches Zentralblatt. München. — Handbuch der Hygiëne, Bd. 8, Gewerbshygiene Jena, 1897. — b. B a d v o r m e n: Bains de vapeur à piscine de natation, Nouv. Annal. de la Constr. 1879 t. 25. blz. 177. — Russian bath establishments, Plumber 1882 t. 6 blz. 191. — Eklund, A. F., Mitteilungen über die Badeund Schwimmanstalt der Königl. Marine-Station in Stockholm, Stockholm 1879. — Etablissements des bains maures. Génie Civil 1883 t. 3 blz. 521. — c. Z w e m b a d e n: Swimmingbath, Bournemouth, Builder 1887 t. 53 blz. 803 — De Nasouty, Les piscines de natation d’Armentières et les bains douches de Bordeaux, Génie civ. 1893 t. 22 blz. 374. — Handbuch der Hygiene, Bd. 1 bl. 723 Jena 1896. — d. G r o o t e b a d i n r i c h t i n g e n: Holm, Die Technik des Badens, Wiesbaden 1887. — G.H. Klinger, Die Badeanstalt, Leipzig 1892. — R. Mildner, Die Badeanstalten und deren innere Einrichtung, Gesundheits-Ingenieur 1892 blz. 734. — e. B ij z o n d e r e b a d i n r i c h t i n g e n: R. Plüddemann, Das Städtische Volksbad in Wien, Zeitschrift d. Oesterr. Ingenieursu. Architecten-Vereins. 1898 blz. 191. — Das neue Brausebad des Utika State Hospital, Engineering Record 1894, Nov. en Dec. — de Béthuis, Les bains par aspérsion, Cosmos 1893 t. 25 blz. 333. — f. L u x e h u i s b a d i n r i c h t i n g e n: Bathroom at Van der Bilt’s residence, Sanit. engin. 1887 t. 15 blz. 459. — Luxus-Badeeinrichtung im Anschluss an die Wasserleitung, Metallarbeiter 1889 Bd 15 blz. 551. — g. O o r l o g s b a d i n r i c h t i n g e n: Gesundheits-Ingenieur 1914, ’15, ’16; verspreide opstellen.