Augures - bij de Romeinen een priestercollege, dat den wil der goden had uit te vorschen op last van den senaat en te verklaren of een handeling behoorlijk volgens het auguraalrecht had plaats gehad. Het zou zijn ingesteld door koning Numa Pompilius of Romulus en bestond eerst uit 3 — sedert de lex Ogulnia uit 9 — sedert Sulla uit 15 leden, die voor hun leven werden benoemd. Tijdens de Republiek werd het door coöptatie voltallig gemaakt, sedert 103 door keuze in de comitia sacerdotium, in den keizertijd door den Keizer. Zij hadden hun eigen archief, wellicht in de Regia, waar ook de libri (commentarii) augurum berustten, die de voorschriften hunner leer met de verklaring bevatten.
Het was een zeer gezien ambt, welks onderscheidingsteekenen bestonden in den lituus, een staf met gebogen handvat, en purperen trabea, mantel. Het college had eigen grondbezit en slaven en vergaderde op de nonae van elke maand ten huize van een der leden. Naar het voorbeeld te Rome hadden ook andere steden van het Rom. rijk augures met gelijke bevoegdheden.
