Asyl - (Gr.), toevluchtsoord, inrichting voor behoeftigen van allerlei aard en maatschappelijk verongelukten; a. voor dieren, inrichting voor de verzorging van dieren (honden, katten enz., die geen eigenaar hebben). Bij de Grieken was a. vrijwaring tegen het s u l â n (Gr.), het met geweld wegsleuren van personen of hunne have . Het recht werd of aan de burgers van twee staten over en weer ingevolge een verdrag toegekend of als privilege aan burgers van een vreemden staat gegeven. Het gebied, waar het van kracht is, kan nauwkeurig omschreven zijn, soms wordt dat van een geheelen staat of heiligdom als „heilig en onschendbaar” verklaard. Bij de wereldlijke bescherming komt dan de goddelijke.
Vooral in Egypte is het als reclamemiddel aan vele tempels verleend. In de middeleeuwen hadden vooral kerken het a.-recht. In den tegenwoordigen tijd behoort tot het a.-recht de volkenrechtelijke regel, dat in het algemeen politieke misdadigers niet worden uitgeleverd. Daarentegen brengt de onaantastbaarheid van een gezantschapsgebouw geen a.-recht mede.