Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vrijwaring

betekenis & definitie

Vrijwaring - Hiervan is sprake, zoo dikwijls iemand een ander zal moeten vrijhouden van de schade, door dezen te lijden ten gevolge van feitelijke of juridische gebreken eener zaak of uit anderen hoofde. Zie artt. 1510, 1527—1548, 1570—1573 B. W. en het woord KOOP voor den vrijwaringsplicht van den verkooper tegenover den kooper, art. 1130 B. W. voor dien van erfgenamen onderling (zie ook art. 1148), art. 1662 B. W. voor dien van vennooten onderling, art. 1252 B. W. voor dien van den hypothek. schuldenaar tegenover den bezitter van het verbonden goed, artt. 1592—1594 B. W. voor dien van den verhuurder tegenover den huurder. De schenker is niet tot v. wegens uitwinning gehouden (art. 1711 B. W.). — Is in een procedure een derde tot v. tegenover een der partijen gehouden, dan kan deze in het geding in v. worden geroepen, echter alleen krachtens rechterlijk vonnis, op verzoek van den gewaarborgde te wijzen (art. 68 Rv.). In geval van z.g. formeele v. (Fr. garantie formelle of gar. de droit), d. i. v. wegens hypotheek of andere zakelijke rechten, mag de waarborg altijd de zaak van den gewaarborgde overnemen, welke laatste buiten proces wordt gesteld, indien hij zulks vordert, voordat er eenig vonnis tusschen hem en zijn oorspronkelijke wederpartij is gewezen. Echter zal de gewaarborgde, indien hij zulks verkiest, ook in het proces kunnen blijven tot bewaring van zijn recht; ook zal de wederpartij van den gewaarborgde tot bewaring van het hare mogen vorderen, dat de gewaarborgde in het geding blijft (art. 70 Rv.). De vonnissen, tegen de waarborgen gewezen, zullen tegen den gewaarborgde worden ten uitvoer gelegd, behalve in den regel wat de kosten, schaden en interesten betreft (art. 72 Rv.). — In alle gevallen van niet formeele v., eenvoudige of oneigenlijke v. (Fr. garantie de fait) genoemd, zal de waarborg zich slechts mogen voegen (zie VOEGING) zonder de zaak over te nemen (art. 72 Rv.). Zie voor gevallen van oneigenlijke v. artt. 1329, 1331 en 1876 B. W. — Zie nog artt. 2026 en 2027 B. W.