Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Asclepiades

betekenis & definitie

Asclepiades - 1) uit Bithynië, zoon van een arts Andreas, aanhanger der Epicureïsche school, beroemd geneesheer te Rome, stierf op hoogen leeftijd tengevolge van den val van een ladder, ± 40 v. C. Hij is de stichter eener richting in de Grieksche geneeskunde. Hij ging daarbij uit van de atomenleer van Heraclides Ponticus; overigens was zijn geneeskundige richting eclectisch en verschillende Philosophen hebben invloed op hem gehad. Zijn leer van de atomen en de daartusschen aanwezige holle ruimten vormde den grondslag der methodische school. In de therapie (van hem is het bekende cito, tuto, iucunde) ijverde hij voor dieet en mechanische hulpmiddelen en tegen het misbruik, dat van medicijnen werd gemaakt.

Hij heeft het eerst voor de natuurgeneeswijze gestreden. Trots zijn drukke praktijk was hij een vruchtbaar schrijver. Hij is de grondlegger eener school geweest (A s c l e p i a d e i);

2) A. van Myrlea, Grieksch grammaticus, 150—50 v. C., eerst in Alexandrië onder Ptolemaeus VIII, dan onder Pompeius in Rome en in Turdetanië. Hij stond tusschen Aristarchus en Crates in. Zijne werken bewegen zich op geographisch-historisch, exegetisch en astrologisch gebied. Het interessantst is zijne grammatica en een geschiedenis der grammatici;
3) A. van Samos, tijdgenoot van Philitas, door Theocritus 7. 40 als „Sikelidas” gevierd. Naar hem is het Asclepiadeische vers genoemd, dat in het Latijn door Catullus en Horatius is gebruikt. Hij heeft het epigram, met name het erotische, tot nieuw leven gebracht. Zijne gedichten vindt men in de Anthologia Palatina en bij Planudes.

< >