Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Anhydriet

betekenis & definitie

Anhydriet - = karsteniet, mineraal, CaSO4 rhombisch kristalliseerend, in dik plaatvormige of kortprismatische kristallen met goede splijting volgens de drie loodrecht op elkaar staande pinakoiden; meestal, in korrelige compacte aggregaten; kleurloos of wit, soms met roodachtige of blauwachtige tint. Komt voor op ertsgangen, echter zeldzaam; veel meer verbreid als eenig of overwegend hoofdbestanddeel van liet gelijknamige bezinkingsgesteente, dat overal het steenzout vergezelt, maar als eerste afzettingsproduct van den indrogenden zeeboezem ook wel bekend buiten verband met steenzout, wanneer de indroging niet voldoende ver is voortgezet om het keukenzout tot afzetting te brengen. Het neemt gretig water op en gaat daarbij over in gips. Als dit in de natuur gebeurt, wordt, wegens de groote volumetoename, die 62% bedraagt, een geweldige druk geoefend op de omringende gesteentelagen, die de oorzaak is van intensieve plooiïngen en storingen.

De naam duidt aan, dat het mineraal vrij is van water (tegenover gips). Anhydriet wordt gebruikt als kunstmest op natten grond; wordt toegevoegd aan gips; en in de plaats van gips, onder den naam van lenzien, toegevoegd aan papier. De var. vulpiniet wordt door beeldhouwers verwerkt tot kleine beelden en ornamenten. Slangenalbast (Hd. Gekrösestein) is anhydriet met gewrongen concretionaire structuur, zoodat op dwarsdoorsneden de lagen zich slangvormig kronkelend voordoen.

< >