Amphitheater - Bij de Romeinen, een, inzonderheid voor de kampgevechten der gladiatoren en der wilde dieren bestemd, theater, rond of elliptisch van vorm, zonder dak en derwijze ingericht, dat de opvolgende rij zitplaatsen telkens hooger was gelegen dan de voorgaande; deze rijen omgaven het met zand (vandaar arena, het Lat. woord voor zand) bedekte perk, doorgaans ommuurd of op andere wijze afgesloten; de onderste zitplaatsen waren voor de aanzienlijken, en naarmate de stand, dien de toeschouwer in de samenleving innam, lager was, was zijn zitplaats hooger. Tusschen de rijen liepen rondom en soms straalsgewijs vrijgelaten gangen. Tacitus maakt melding van een a., hetwelk bij een ramp aan dooden en gewonden 80.000 slachtoffers maakte. Het oudste a. was dat van Pompeji, het grootste het nog heden wereldberoemde Coliseum te Rome, dat onder Vespasianus aangevangen en onder Titus voltooid werd, 80 n. C.; het kon 87.000 toeschouwers bevatten; bij zijn inwijding werden 8000 wilde dieren in ongeveer 100 dagen gedood; een a. van gelijke bouworde verrees te Verona; buitendien hadden de voorn.
Ital. steden alle a.’s; overblijfselen vindt men nog te Pozzuoli, Capua, Syracuse, Catana. Ook buiten Italië verrezen a.’s. In Frankrijk een te Arles, te Nimes en te Fréjus, in Duitschland een te Trier, waarvan de ruïnes even buiten de stad liggen, in Engeland een te Circester en te Dorchester, in Istrië een te Pola; voorts vond men a.’s in Spanje, in Afrika (te El-Dsjem, Algerië), enz.