Amesius - (Guilielmus of William), godgeleerde, in 1676 te Ipswich (Engeland) geboren; hij studeerde in de theologie te Cambridge, vooral onder William Perkins, doch zag zich tengevolge zijner puriteinsche gevoelens gedwongen zijn vaderland te verlaten. Hij kwam naar Nederland (1610) en vestigde zich eerst te Leiden, daarna te ’s-Gravenhage. Tijdens de Remonstrantsche twisten koos hij met beslistheid de partij der Contraremonstranten, bij wie hij in hooge eere kwam te staan, en in 1618 en’19 stond hij den president der Dordrechtsche synode, Bogerman, als raadsman ter zijde; in 1622 werd hij hoogleeraar te Franeker. Met vrucht heeft hij hier gewerkt, vooral op dogmatisch, ethisch en polemisch gebied.
Van het eerste getuigt zijn Medulla Theologica, van het tweede zijn werk voer de Casus conscientiae, van het derde zijn Bellarminus enervatus tegen de Roomsche kerk. In 1632 vertrok hij naar Rotterdam, waar hij als predikant bij de Engelsche gemeente optrad, maar reeds in het laatst van 1633 overleed. Onder de Gereformeerde theologen neemt hij als oprecht Christen en wetenschappelijk man een voorname plaats in. Zijne Latijnsche werken zijn uitgegeven in 6 vol. te Amsterdam 1668. — Zie over hem: Hugo Visscher, Guilielmus Amesius, zijn leven en werken. Haarlem 1894.