Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Alting (hendrik)

betekenis & definitie

Alting (hendrik) - godgeleerde, zoon van Menso A., geboren te Emden 17 Febr. 1583, overl. 5 Aug. 1644; in 1613 werd hij hoogleeraar in de theologie aan de hoogeschool te Heidelberg; in 1616 opziener van het Collegium Sapientiae aldaar, terwijl hij in 1618/ 19 de Synode van Dordrecht bijwoonde. Na de verovering van Heidelberg onder graaf Tilly, 1622, nam hij de wijk naar Nederland en vestigde zich te Leiden; in 1627 werd hij aangesteld tot hoogleeraar aan de hoogeschool te Groningen, waar hij tot zijn dood werkzaam bleef. In 1633 bedankte hij voor een professoraat te Utrecht, in 1634 voor eene dergelijke benoeming te Leiden. Hij was geen dogmatischscholastiek, maar een bijbelsch theoloog.

< >