Alphen (hieronymus van) - Nederl. dichter, geb. 1746 te Gouda, in 1793 thesaurier-generaal van de Unie, van 1796—1803 ambteloos in Den Haag. Van Alphen zag, hoe achterlijk onze letterkunde was en vertaalde daarom Riedels Theorie der schoone kunsten en wetenschappen (1780) 2 dln., en schreef daar een merkwaardige inleiding bij, waarin hij tegen overschatting van de nationale poëzie waarschuwt. Van zijn overige gedichten, die sterk onder Duitschen invloed staan, is de cantate De Starrenhemel het meest bekend. Zijn Dichtwerken zijn herdrukt en van een levensbericht voorzien door Nepveu (1871).
Zie Mej. A. C. S. de Koe, Van Alphen’s literairaesthetische theorieën (Acad. Proefschr. Utr. 1910). Van A. heeft ook paedagogische beteekenis als kinderdichter.
Zijne: Kleine gedigten voor kinderen, van 1778 tot 1782 verschenen, genoten ruim zestig jaren lang eene groote, betrekkelijk welverdiende vermaardheid. Door De Génestet aan een al te strenge critiek onderworpen, en door de kinderpoëzie van Heye en Goeverneur verdrongen, worden zij thans weer gunstiger beoordeeld. Verg. H. Pomes, Over van Alpheus kindergedichtjes (Acad. Proefschrift Leiden 1908).