Alpaca - (Lama pacos), herkauwend zoogdier, verwant met den kameel, maar veel kleiner. De huid is met lange, dichte wol bekleed. De kleur wisselt af van gedachtig bruin tot grijs en bijna wit; ook bijna zwarte alpaca’s komen voor. Het is een huisdier, ontstaan door domesticatie van de in het hooggebergte van Bolivia en Peru in het wild levende Lama (L. huanachus), het wordt in de Andes veelvuldig gekweekt; men vindt in de hooge bergen van Peru en Chili, tot op de grenzen der eeuwige sneeuw, groote kudden dezer dieren, die soms verwilderen kunnen; in den vrijen staat is het zeer schichtig en schuw; als de kudde graast, staan enkele leden daarvan als op schildwacht en geven bij het minste teeken van gevaar het sein tot een algemeene, overhaaste vlucht.
De Indianenstammen, die Peru bewonen, hebben doorgaans groote kudden dezer dieren, die op hooggelegen bergweiden grazen, en alleen in den scheertijd naar de hutten hunner eigenaars worden gedreven; een van de kudde geraakte alpaca werpt zich op den grond en is noch door vriendelijkheid, noch door mishandeling te bewegen op te staan; alleen van zeer jong af daaraan gewend, kunnen zij, afgezonderd van de kudde, in de nabijheid van menschen tieren, doch worden alsdan ook zeer mak en gemeenzaam en zeer zindelijk. Pogingen zijn aangewend geworden om de alpaca in Europa te acclimatiseeren, doch over het algemeen met geen gunstig gevolg. In de Pyreneeën is deze poging tot nog toe het best geslaagd. Het vleesch der alpaca’s is zeer gezond en voedzaam. Van de wol worden dekens en mantels gemaakt. Zie plaat Kameelen II, fig. 1.