Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zondvloed

betekenis & definitie

[<Oudhd. sin vluot, grote vloed], m.,

1. geweldige, grote vloed (e); (scherts.) dat is nog van voor de —, zeer ouderwets;
2. allesoverstelpende vloed, massa van iets: de oorlog bracht een — van leed.

(e) De zondvloed is een overlevering bij vele (ook ver van elkaar verwijderd wonende) volken aangaande een reusachtige overstroming die de gehele wereld of een deel ervan onder water zette en die door een godheid of goden werd veroorzaakt. De duur van de zondvloed is niet in alle overleveringen dezelfde. De overstroming was volgens sommige verhalen te wijten aan langdurige regenval, volgens andere aan plotselinge smelting van sneeuw of een vloed uit zee. De zondvloed was meestal het gevolg van een wandaad van één of meer mensen: weigeren van gastvrijheid, doden van een gunsteling der goden (een vogel of een slang), overtreden van een goddelijke bepaling. Een enkele maal werd de algemene zondigheid van het mensengeslacht als motief aangevoerd (bijbel). Degenen die de overstroming overleefden waren één of meer mensen, soms ook een enkel dier.

Zij ontkwamen met behulp van een vaartuig of een vis, of door naar een hoge berg te vluchten. De zondvloed volgens de bijbel (Gen.6 en 7) had plaats ten tijde van Noach, tot straf van de zonden der mensen. Alleen Noach en zijn gezin werden gespaard. In het Babylonische verhaal, dat op Soemerische overleveringen is gebaseerd, werd verteld dat ➝ Enlil door de luidruchtigheid van de mensen uit zijn slaap werd gehouden en daarom besloot hun aantal drastisch te verminderen. Hij probeerde dit eerst te bewerkstelligen door pest en hongersnood. Door ingrijpen van andere goden mislukten deze pogingen echter.

Tenslotte werd de mensheid uitgeroeid door een grote overstroming. Alleen ➝ Oetnapisjtim bleef in leven (➝ Atrachasisepos). Het is moeilijk vast te stellen of en in hoeverre het zondvloedmotief, en daarmee ook het bijbelverhaal, historisch is. Brokstukken op de Ararat, die volgens de overlevering van de daar gestrande ark van Noach afkomstig zouden zijn, bleken uit de middeleeuwen te dateren. Reine sedimentlagen in oude steden (o.a. te Oer en Kisj) wijzen op niet één maar verscheidene catastrofale overstromingen tussen ca.3500 v.C.—2600 v.C. De Mesopotamische overlevering van een zondvloed (o.a. in de Soemerische koningslijst) gaat terug op de mythologie en is niet te dateren.

Dit wijst er op dat het zondvloedverhaal wellicht een overlevering is van een catastrofe die in de oertijd het menselijk bestaan bedreigde (in sommige verhalen speelt de storm een belangrijker rol dan het water). Doordat m.n. Zuid-Mesopotamië door vele overstromingen werd geteisterd, werd deze catastrofe misschien versmolten met een of de historische zondvloed. Doordat Mesopotamië al vroeg een litteratuur bezat is het mogelijk dat de andere zondvloedverhalen hierop teruggaan.

Litt. W.G. Lambert en A.R. Millard, Atra-hasis. The Babylonian legend of the flood (1969); K.R. Veenhof, Mesopotamië, het land en het water (1974); W. Ouweneel, De ark in de branding (1975).