Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zetel

betekenis & definitie

m. (-s),

1. zitplaats, stoel; gestoelte; troon;
2. aanduiding van een waardigheid: de pauselijke, de bisschoppelijke bekleden, paus, bisschop zijn; een — in het bestuur hebben, lid daarvan (kunnen) zijn; plaats als afgevaardigde of als minister: zijn — ter beschikking stellen, zijn mandaat neerleggen;
3. (fig.) verblijfplaats van een vorst of ander voornaam persoon; plaats waar iets gevestigd is: de der regering.