m. (-lieden, -lui), persoon wiens beroep het is op zee te varen, varensgast, varensgezel; (spr.) — geen man, de echtgenote van een zeeman is zo goed als zonder man; een knap —, ervaren.
(e) Elke zeeman, varend onder Belg. vlag, moet in het bezit zijn van een zeemansboekje, hem afgeleverd door de waterschout van de haven van zijn eerste verbintenis; de Ned. zeeman van een →monsterboekje. Voor de buitenlandse zeelieden die op een Belg. schip zijn ingescheept, kan een éénzelvigheidsbewijs het boekje vervangen.