o., de zijde van een vaartuig (of vliegtuig), die men aan de rechterhand heeft wanneer men met het gezicht naar de voorsteven gekeerd staat; (zegsw.) iemand van — naar bakboord zenden, van het kastje naar de muur.
1.met betrekking tot zaken, een verloop waaraan men een bepaalde richting geeft: alles in de war —;
2. besturen, doen werken op de gewenste manier (e);
3. naar het stuur of roer luisteren, zich laten sturen: die auto stuurt als een vis, luistert goed naar het stuur;
4. doen gaan, zenden: een kind om een boodschap —; wilt u mij zes flessen port —.
(e) Als (in de regeltechniek) de uitgangsgrootheid van een proces of systeem van buiten af wordt beïnvloed door een manipuleerbare grootheid en de terugkoppeling van de uitgangsgrootheid ontbreekt, spreekt men van een stuursysteem (dus niet van geregeld systeem). De kenmerkende structuur van een stuursysteem is de ‘open’ keten of ‘open’ kring.