zenden
zenden - Werkwoord 1. sturen ♢ Ik had je eergisteren die brief gezonden.
Muiswerk Educatief (2017)
zenden - onregelmatig werkwoord uitspraak: zen-den 1. zorgen dat het ergens komt ♢ hij zond mij een mooie kaart Onregelmatig werkwoord: zen-den ik zend jij/u zendt ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(zond, heeft gezonden), 1. (iem. of iets) van zich of zijn woonplaats uit naar een ander of een andere plaats doen gaan; doen toekomen, sturen: iem. boeken, brieven, een pak zenden ; een bode naar iem. zenden ; een verslaggever naar Afrika zenden; — om de dokter zenden, iem. naar hem toe sturen opdat hij kome ; — ...
M. J. Koenen's (1937)
zond, h. gezonden (doen gaan; sturen; doen toekomen): om den dokter zenden; iem. een brief, een uitnodiging zenden; zie wereld.
Jozef Verschueren (1930)
(zond, heeft gezonden) [Fak. van een wkw. dat reizen betekent] 1. doen toekomen, sturen: een bode -; iemand een pakje, een brief -. ➝ bakboord, balk, kaart, licht, lijf, peperland, Pilatus, wereld. 2. laten halen: om de dokter -. ➝ lucht, mosterd, peper. 3. als missionaris sturen: Jezus zond zijn apostelen om de mensen te bekeren. 4. ontslaan: iem...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(zond, heeft gezonden), 1. (alleen schrijft.) iemand of iets naar een ander of een andere plaats doen gaan; doen toekomen, sturen: een geschenk —; de gezonden goederen; een verslaggever naar Afrika —; iemand naar de andere wereld —, hem de dood injagen; 2. radio-, televisie-uitzendingen verzorgen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: