bn. en bw. (-er, -st),
1. krachtige weerstand biedend, hecht samenhangend, moeilijk verwrikbaar: – linnen; goed in elkaar zittend; bw.: iemand – vasthouden;
2. krachtig: een stevige knaap, krachtig gebouwd;
3. van flinke omvang: een boekwerk van drie stevige delen; (van een maal, een dronk), een – glas, heel wat glazen, een flinke hoeveelheid drank; een stevige prijs, een hoge prijs; (bw.) flink: – doorstappen.