m. (knapen),
1. (in niet-alledaagse, ironische taal) jongen, gewoonlijk tot aan de jongelings leeftijd: een wakkere knapen en meisjes; met een bepaalde gevoelsnuance, vaak scherts, of ongunstig, ook van jongens en mannen gezegd: ik ver trouw die — niet erg; je hebt er rare knapen onder; een lustige , een schalk;
2. (vroeger) schildknaap, wapendrager;
3. (fig.) groot, oud of sterk exemplaar: wat een — van een boom;
4. standaard waarover men kleren hangt;
5. soort van hefboom om wagens op te lichten.