[→Fr.], (presenteerde, heeft gepresenteerd),
1. voorstellen: de troepen —,
v. bij een parade of koninklijk bezoek; m.n. ter kennismaking voorstellen;
2. (wederk.) zich voordoen: hij presenteert zich goed, hij heeft een goed voorkomen; ook van abstracta: wat zich tegenwoordig niet als antiek presenteert!;
3. ter vertoning of ten gehore voor het publiek aanbieden;
4. ten gebruike aanbieden: iemand een stoel, zijn arm van versnaperingen: wijn, sigaren (handel) een rekening, een wissel —, ter betaling aanbieden;
5. (van wapens) deze in een bepaalde positie ten opzichte van het lichaam brengen om de militaire eer te bewijzen: het geweer -.