m. (-s), (geologie) de onder periglaciale omstandigheden aan het bodemoppervlak gevormde onregelmatige veelhoeken.
(e) In (sub)arctische gebieden zijn de zijden van de polygonen één tot enige tientallen meters lang; in hooggebergte veel kleiner. Langs de zijden kan zich door beweging ten gevolge van dooien en vriezen materiaal ophopen. →periglaciaal.