v., (ook: aardkunde), wetenschap die de evolutie van de aarde en haar levensvormen vanaf haar ontstaan bestudeert.
(e) De hoofdgroepen waarin men geologie kan onderverdelen houden zich bezig met de bestudering van: 1. het materiaal waaruit de verschillende gesteenten zijn opgebouwd (mineralogie en petrologie);
2. de vorm, de structuur en samenhang van de gesteenten (structurele geologie of tektoniek);
3. de geologische processen die alle mogelijke veranderingen teweegbrengen;
4. de volgorde van deze veranderingen in de tijd (historische geologie).
De geologie heeft grote betekenis voor de opsporing en winning van delfstoffen, voor de uitvoering van civiele werken (de bouw van dammen, tunnels, wegen, dijken, enz.), voor de ondergrondse opslag van afvalstoffen en winning van aardwarmte. De laatste geologische methoden zijn tevens met succes toegepast bij het onderzoek van maan en planeten.
