(het accent wisselt), bn. en bw. (-er, st),
1. zich niet aan (nodeloze) zorgen overgevend: hij was altijd even onbezorgd; waarin of zo dat er geen zorgen zijn: een onbezorgde oude dag; een onbezorgd leven leiden;
2. getuigenis of blijk gevend dat de persoon niet door zorgen gedrukt is: een onbezorgde vrolijkheid.