Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

naam

betekenis & definitie

m. (-namen),

1. woord waarmee een persoon of zaak wordt aangeduid, hetzij als categorie of als individu : hij is de naam van mens onwaardig; m.n. het van geslacht op geslacht overgaand woord waarmee de personen van een familie worden aangeduid, familienaam: hoe is uw naam ?; iemand bij zijn naam noemen, geen titel gebruiken voor zijn familienaam; iemand met naam en toenaam kennen, zeer goed kennen; zijn naam zetten onder, tekenen, ondertekenen; met name, in het bijzonder, bepaaldelijk; in naam des Konings, op gezag van, vanwege de Koning; in naam van Oranje, in der wet, formule bij het verrichten van een arrestatie; zeg hem uit mijn naam, van mijnentwege, op mijn bevel, (ook) zeg hem dat ik zeg; Gods naam, omschrijving van God: onder aanroeping van Gods naam; op iemands naam kopen, zeggen dat wat men koopt voor de persoon is wiens naam men noemt; hij heeft tien toneelstukken op zijn naam (staan), hij heeft die geschreven; een record op zijn naam brengen, het voor zich verwerven; ten name van, op naam van, de genoemde als houder, bezitter enz. aanduidend: een pas ten name van N.N.; het mag geen naam hebben, het is niets noemenswaard, heeft niets te betekenen; (gew.) het heeft geen naam, het is ongehoord, belachelijk, schandelijk; het kind moet een naam hebben, men moet een zaak (hoe dan ook) aanduiden; bij de naam noemen, onbewimpeld zeggen hoe men over iets denkt; geen namen noemen, niet persoonlijk worden;
2. woord dat op iemand of iets wordt toegepast ter aanduiding van het bezit van een bepaalde hoedanigheid: men gaf hem de naam van filosoof; als tegengesteld aan het wezen: hij heeft de naam maar zijn broer de daad; in naam, niet praktizerend: hij is een christen in naam;
3. faam, roem, de bekendheid die iemand zich heeft weten te verzekeren; een goede naam hebben; wie de naam heeft van vroeg op te staan, mag lang slapen.

Reeds het Concilie van Trente (1545-63) gaf aanbevelingen voor het aannemen van vaste achternamen voor de leden van één familie, omdat dergelijke toenamen tot dan toe per persoon veelal willekeurig werden gekozen op grond van woonplaats, beroep, peetschappen e.d. In Nederland is het eerste wettelijk voorschrift inzake de naam het keizerlijk decreet van Napoleon van 18.8.1811. Dit bepaalde dat binnen een jaar een ieder voorzien moest zijn van een geslachtsnaam. Dit besluit werd in 1813 verlengd, en bij KB van 5.11.1825 vernieuwd tot een bevel, onder bedreiging met strafvervolging.

In België werd reeds bij decreet van 23.8.1794 vastgelegd dat niemand een andere naam meer zou mogen voeren dan die welke in zijn geboorteakte was genoteerd.

Verandering van de geslachtsnaam is sedertdien een kwestie waarvoor het staatshoofd toestemming moet verlenen. In Nederland gelden daarvoor de Richtlijnen voor Naamsverandering 1966 (Stct. 1966, nr. 183). Wijzigingen van de naam hebben geen invloed op de naam van kinderen, die op de datum van het KB meerderjarig waren. Nader vastgestelde namen blijven in stand niettegenstaande latere erkenning of wettiging. Hij die de naam van een ander voert zonder diens toestemming, waardoor de schijn wordt gewekt die ander te zijn of tot diens geslacht of gezin te behoren, handelt jegens hem onrechtmatig (art. 8 Ned. BW).

Overigens is het voeren van een andere naam geoorloofd (‘nom de plume’). Voor de wijziging van voornamen: zie voornaam. De gehuwde vrouw behoudt tijdens haar huwelijk haar eigen naam en zij krijgt daarbij de bevoegdheid daaraan de naam van haar man te doen voorafgaan. Zij behoudt deze bevoegdheid na het einde van het huwelijk tot zij een nieuw huwelijk sluit. Indien haar huwelijk door echtscheiding is ontbonden en geen kinderen uit dat huwelijk in leven zijn, kan de rechtbank indien daartoe gegronde redenen zijn haar deze bevoegdheid ontnemen. Krachtens gewoonterecht staat het de gehuwde vrouw tevens vrij de geslachtsnaam van haar echtgenoot te voeren in plaats van haar eigen geslachtsnaam.

Dubbele achternamen. Terecht of ten onrechte werden sedert de Franse tijd achternamen geregistreerd, die uit twee (of meer) delen bestonden. Ook in de jaren daarna zijn nog dergelijke namen ontstaan en opgenomen in de registers van de Ned. Burgerlijke Stand, met toestemming veelal van de overheid. De meest voorkomende dubbele naamvorm, waaraan tegenwoordig veelal officieel goedkeuring wordt gehecht, is die waarbij aan de vaderlijke geslachtsnaam die van moederszijde wordt toegevoegd. Een dubbele achternaam is door alle eeuwen heen een uiting geweest van lust tot aanzien of van pretentie; de toevoeging bestond dan uit de naam van een huis, kasteel of heerlijkheid (Jansen van Holyhoek, Van Harinxma thoe Slooten).

Maar er zijn ook vele gevallen bekend waarbij een voornaam uit de traditie aan de achternaam is gekoppeld (b.v. Jan Pieter Heynsen werd: J. Pieter Heynsen, wat in de ambtelijke registers vervolgens werd geregistreerd als: Pieter-Heynsen, Jan), zie eigennaam.

LITT. P.J.Meertens, De betekenis van de Ned. familienamen (1947); P.H.Reaney, A dictionary of British surnames (1958); J.K.Brechenmacher, Etymologisches Wörterbuch der deutschen Familienamen (1957); F.de Josselin de Jong, Samengestelde geslachtsnamen (in: Jaarboek III Centraal Bureau voor Genealogie).