Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

labyrintvissen

betekenis & definitie

m. (mv), een suborde van tropische zoetwatervissen, Anabantoidei, behorend tot de baarsvormigen, gekenmerkt door het bezit van een extra ademhalingsorgaan aan weerszijden van de kop gelegen.

(e) Het extra ademhalingsorgaan van de labyrintvissen bestaat uit een uitstulpsel van de kieuwholte met een labyrint- of rozetvormig reliëf (familie ➝klimbaarzen, Anabantidae, en verwanten), of van de slokdarm zonder duidelijk reliëf (familie ➝slangekopvissen, Channidae). Fijne bloedvaten in de bekleding van deze holten zorgen voor de gasuitwisseling, waarbij atmosferische lucht kan of moet worden gebruikt.

De Anabantidae, de eigenlijke labyrintvissen, omvatten ca. 20 geslachten, met vele soorten van gewoonlijk klein formaat (5-15 cm, soms tot 60 cm), en zijn gewoonlijk kort en gedrongen, schijfvormig. Zij komen voor in het zoete water van Zuid-(oost)Azië en tropisch Afrika en zijn omnivoor met voorkeur voor dierlijk voedsel. Vele zijn bekende aquariumvissen, behorend tot de Aziatische geslachten Anabas, Belontia, Betta, Colisa, Macropodus, Osphronemus, Sphaerichthys, Trichogaster en Trichopsis, of het Afrikaanse geslacht Ctenopoma. Bekend is de ➝vechtvis (Betta splendens). Vele soorten hebben interessante vormen van broedzorg (bouw van schuimnesten, muilbroeders), of kunnen geruimte tijd op het land doorbrengen en zich daar voortbewegen.

De Channiformes, met grotendeels dezelfde verspreiding (maar in Oost-Azië tot in het Amoerbekken), zijn lange, slanke roofvissen met een slangachtige kop, waarvan één soort een lengte van ruim 1 m bereikt. Ook deze kunnen enige tijd buiten het water leven en zich op het land voortbewegen. Het enige geslacht omvat ruim 20 soorten.

< >