Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

knoot

betekenis & definitie

m. (knoten), boom met ca. 2 m lange stam zonder zijtakken, waarvan de kroon tengevolge van het periodiek afhakken gevormd wordt door takken die aan het boveneinde van de stam steeds opnieuw ontstaan.

(e) De door de knoot geleverde takken werden voor heen vooral gebruikt als →rijshout en als →poot. Vooral wilg, populier en soms ook els werden als knoot geteeld. Door het afnemende gebruik van rijshout is het aantal elzen en wilgen dat als knoot wordt geteeld (knotwilgen) sterk afgenomen. Popu lieren worden plaatselijk, o.a. in de Achterhoek, nog steeds als knoot geteeld voor de winning van po ten. In vergelijking met hakhout hebben knoten het voordeel dat de loten niet bereikbaar voor het vee zijn; ze worden daarom vooral geteeld langs weilan den, vooral langs waterlopen. Ook vormen knoten in vele streken een kenmerkend landschapselement en worden met het oog daarop in toenemende mate goed onderhouden.

< >