Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

klepper

betekenis & definitie

m. (-s),

1. iets dat of waarmee men een kleppend geluid maakt; m.n. elk van de twee houtjes die kinderen tussen de vingers snel op elkaar laten slaan, om daarmee een klepperend geluid te maken: een paar eiken kleppers;
2. (fig.) mond; tong; (ook) babbelaar;
3. rijpaard (in tegenst. tot werk-, trekpaard), draver: dat is de beste — van zijn stal; (dicht.) paard in het algemeen, ros;
4. (gew.) kerel; liet is een —, hij is knap, hij kan heel wat, hij presteert heel wat.

< >