Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kanteel

betekenis & definitie

m. (—telen),

ieder van de opstaande delen van de getande bovenzijde van oude stads- en burchtmuren, waartussen schietsleuven (e); trans, omgang bovenop een gebouw, op een toren.

(e) BOUWKUNST. De hoogte van een kanteel was meestal 0,76—1 m, de breedte 2—2,30 m. Achter de kantelen liep een weergang. Een kanteel was gewoonlijk rechthoekig, maar kon ook de vorm hebben van een vis- of zwaluwstaart (b.v. in Italië en in de Moorse architectuur). In de 15e en 16e eeuw kregen de kantelen een steeds decoratiever functie (Portugal).

HERALDIEK. Zowel voor de verdeling van kleurvlakken op een wapenschild als voor karakterisering van bepaalde emblemen bootst men de vorm na van een getinneerde stadsmuur of sterkte. In heraldiek en banistiek is een kanteel altijd vierkant. In de Belg. wapenbeschrijving wordt het aantal kantelen aangegeven; in de Ned. zelden.